Loon
Kosten eigen aan de werkgever
Lees eerst even dit
Van het begrip ‘loon’ zijn de bedragen uitgesloten die een terugbetaling van
kosten uitmaken die ten laste zijn van de werkgever. De
terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever die door de werknemer worden
gemaakt, moet echter voldoen aan bepaalde voorwaarden en overeenstemmen met
werkelijk gemaakte kosten.
In de praktijk wordt de toekenning van
vergoedingen vaak ingegeven door de wens om de werknemers een extraatje toe te
stoppen dat op sociaal en fiscaal vlak voordelig is. Zorg er echter voor dat de
RSZ en de fiscus uw terugbetalingen van eigen kosten niet kwalificeren als
verdoken loon.
De werkgever moet de bedragen van de vergoedingen die hij aan zijn
werknemers toekent immers kunnen verantwoorden als terugbetaling van
eigen kosten. Hij kan dit doen aan de hand van bewijsstukken, maar ook door
een forfaitaire raming van deze
bedragen.
Wat zijn kosten eigen aan de werkgever? Moeten ze worden terugbetaald?
Eén van de talrijke verplichtingen van de werkgever die zijn opgenomen in de
Arbeidsovereenkomstenwet is de verplichting de werknemer te doen werken op de
wijze, tijd en plaats zoals is overeengekomen, inzonderheid, door de ‘voor de
uitvoering van het werk nodige hulp, hulpmiddelen en materialen ter beschikking
te stellen’[1].
Het is uit deze bepaling dat het begrip ‘kosten eigen aan de werkgever’ is
afgeleid. Hieruit volgt dat de werkgever verplicht is de kosten te dragen die
in het kader van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden
gemaakt.
In de praktijk is gebleken dat deze kosten zeer vaak door de werknemer in
plaats van door de werkgever worden gemaakt, zodat deze laatste die bedragen
aan de werknemer moet terugbetalen.
Volgens de rechtsleer is deze verplichting echter beperkt[2]. De wet verduidelijkt overigens dat ze enkel ‘behoudens
strijdige bepaling’ geldt. Het principe is dus dat de partijen kunnen
overeenkomen wie van hen deze kosten zal dragen. Het is daarom
belangrijk om de tussen de partijen gesloten arbeidsovereenkomst te
raadplegen.
In bepaalde gevallen verplichten specifieke bepalingen
(wet, cao, ...) de werkgever om bij te dragen in de kosten. We denken hierbij
onder meer aan de verplaatsingskosten tussen de woonplaats en de plaats van
tewerkstelling[3].
[1] Artikel 20, 1° van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten.
[2] Compendium droit
du travail 2020-2021 van Willy Van Eeckhoutte en Vincent Neuprez.
[3] Zie de rubriek
"Terugbetaling van vervoerskosten" van ons dossier "Loon" onder
Sociaal/Dossiers. Zie ook onze rubriek Sectoraal voor de bepalingen die
specifiek zijn voor uw paritair comité.
Zijn eigen kosten uitgesloten van het loonbegrip?
De vergoedingen die de werkgever stort als terugbetaling van door de
werknemer gedane uitgaven worden noch fiscaal, noch sociaal als bezoldiging
bestempeld, voor zover ze kosten eigen aan de werkgever dekken die
werkelijk werden gemaakt.
Op fiscaal vlak
Alle beloningen die voor de werknemer de opbrengst zijn van arbeid in dienst
van een werkgever worden beschouwd als fiscaal belastbare bezoldigingen. Het
gaat onder meer om wedden, lonen, commissies, gratificaties, premies,
vergoedingen en alle andere soortgelijke beloningen, met inbegrip van fooien en
toelagen die uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van de
beroepswerkzaamheid op enige andere wijze worden verkregen dan als
terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever[1].
Kosten die de werknemer voor rekening van de werkgever maakt, zijn
eigen kosten van de werkgever en moeten dus door de werkgever worden
terugbetaald. De vergoedingen die als terugbetaling van deze kosten worden
toegekend, zijn dus uitgesloten van het loonbegrip, zodat ze niet
onderworpen zijn aan RSZ, bedrijfsvoorheffing of belasting. Opgelet!
De RSZ en de fiscus aanvaarden niet altijd dezelfde
forfaits.
Voorwaarden
Om als kosten eigen aan de werkgever te worden beschouwd, moeten die
uitgaven echter aan bepaalde voorwaarden voldoen:
- Ze moeten kosten eigen aan de werkgever dekken
- Ze moeten daadwerkelijk zijn besteed aan de betaling van dergelijke
kosten
- Ze moeten van professionele aard zijn
Een link met de arbeidsovereenkomst?
Hoe groter de link tussen deze uitgaven en de
uitvoering van de arbeidsovereenkomst, hoe gemakkelijker het zal zijn om aan te
tonen dat het om uitgaven eigen aan de werkgever gaat.
Deze kosten kunnen echter voor rekening van de
werkgever vallen terwijl ze niet inherent zijn aan de arbeidsovereenkomst. Uit
de rechtspraak blijkt immers dat deze kosten niet noodzakelijkerwijs op grond
van de arbeidsovereenkomst moeten zijn gemaakt om van het loonbegrip te worden
uitgesloten en van belasting te worden vrijgesteld.
Zodra een rechtsbron (een wet, een collectieve
arbeidsovereenkomst, enz.) de werkgever verplicht deze kosten te dragen en ze
werkelijk door de werknemer in het kader van zijn werk zijn gemaakt, worden ze
niet als loon beschouwd.
Op sociaal vlak
Loon dat als
grondslag dient voor de berekening van socialezekerheidsbijdragen
is elk voordeel in geld of in geld waardeerbaar:
- Dat de werkgever aan de werknemer toekent als tegenprestatie van
arbeid in het kader van de arbeidsovereenkomst of,
- Waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten
laste van zijn werkgever, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks
(bijvoorbeeld fooi of bedieningsgeld, bedrag betaald door een Fonds voor
bestaanszekerheid).
De Administratieve
instructies van de RSZ verduidelijken dat van het loonbegrip zijn
uitgesloten: de bedragen die een terugbetaling van kosten uitmaken die ten
laste zijn van de werkgever.
Voorwaarden
Een
terugbetaling van kosten is alleen vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen
als tegelijk aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:
- De kosten zijn gemaakt in het kader van de
arbeidsverhouding
- Het zijn werkelijke kosten
- De werkgever kan de juistheid van de uitgaven aantonen aan de hand van
bewijsstukken
De RSZ verduidelijkt dat de werkgever in geval van betwisting moet
bewijzen dat de gemaakte kosten reëel zijn en dat de uitgaven
juist zijn. Kleine kosten die moeilijk aan de hand van bewijsstukken kunnen
worden bewezen kunnen echter forfaitair worden geraamd. Hierna gaan we in op de
terugbetaling van eigen kosten.
[1] Art 31 van het WIB
1992.
Wat zijn de terugbetalingsmodaliteiten?
Nadat is vastgesteld dat het om kosten eigen aan
de werkgever gaat, moet in een tweede fase worden bepaald welke
terugbetalingsmethode de werkgever zal gebruiken. Dan komt de vraag "hoe": op
welke basis kan de werkgever de door de werknemer gemaakte kosten terugbetalen?
Zowel uit fiscaal als uit sociaal oogpunt kan de
terugbetaling van deze uitgaven twee vormen aannemen:
Wat is de terugbetaling van werkelijke kosten?
Een eerste methode die door de
belastingadministratie en de RSZ wordt aanvaard, is de terugbetaling van
werkelijke kosten. Dit houdt in dat de werkgever de kosten terugbetaalt op
basis van door de werknemer bezorgde bewijsstukken. Deze
documenten kunnen de vorm aannemen van facturen, kastickets, btw-nota's,
enz.
De betaalde vergoeding is niet belastbaar voor
de werknemer en is niet onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen, uiteraard
op voorwaarde dat de bewijsstukken naar behoren worden bewaard
en overeenstemmen met de werkelijkheid.
Deze oplossing levert weinig problemen op in
verband met de bewijsvoering, omdat ze weinig ruimte laat voor discussie in
geval van een fiscale of sociale controle. Wel brengt ze een relatief zware
administratieve last met zich mee.
Om deze logge administratie te ondervangen, is
een tweede methode ontwikkeld, waarbij niet elke betaling moet worden
verantwoord: de forfaitaire terugbetaling van kosten. In de
volgende vragen vindt u uitleg hierover - zowel op fiscaal als op sociaal
vlak.
Wat is de terugbetaling van werkelijke kosten op fiscaal vlak?
Principes
Een tweede oplossing bestaat erin de door de werknemer gemaakte kosten op
forfaitaire basis terug te betalen. In dit geval wordt vooraf een
forfaitaire raming van deze uitgaven gemaakt, zodat een vast
maandelijks bedrag wordt verkregen dat in principe onveranderlijk is. De
betaling van deze forfaitaire vergoeding, die geacht wordt alle gemaakte kosten
te dekken, wordt overeengekomen tussen de werkgever en de werknemer.
Het voordeel van een dergelijke methode is uiteraard dat de forfaitaire
terugbetaling plaatsvindt zonder dat de werknemer zijn uitgaven hoeft te
bewijzen[1].
De werkgever moet de keuze voor een forfaitaire terugbetaling in plaats van
werkelijke kosten kunnen verantwoorden.
Om te kunnen bepalen of de geraamde forfaitaire vergoeding het bedrag van de
werkelijke kosten nauw benadert, moet die vergoeding worden berekend op basis
van ernstige en onderling overeenstemmende criteria. Het
bedrag van de forfaits moet aan bepaalde voorwaarden voldoen:
- Het moet in verhouding staan tot de werkelijke kosten
- Het mag niet aanzienlijk hoger of lager zijn
Er wordt ook aanbevolen dat de werkgever de redelijkheid van de door hem
vastgestelde forfaitaire bedragen kan rechtvaardigen.
In dit verband vormen de voor de overheidsdiensten gepubliceerde
forfaitaire bedragen een goed referentiepunt, omdat ze in principe
door de fiscus worden aanvaard. Het kan daarom nuttig zijn ernaar te verwijzen
wanneer de betaling van een forfaitaire vergoeding wordt afgesproken.
De door de werknemer
gemaakte kosten kunnen niet tweemaal worden terugbetaald (op
basis van het forfaitaire bedrag en van een bewijsstuk)!
Twee soorten forfaitaire terugbetalingen
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten forfaitaire
terugbetalingen: terugbetalingen die volgens "ernstige normen" worden bepaald
en terugbetalingen die op basis van "andere criteria" worden bepaald.
Terugbetalingen die volgens ernstige normen worden bepaald
De fiscus aanvaardt forfaitaire terugbetaling op basis van ernstige en
onderling overeenstemmende criteria. De wetgever heeft echter niet omschreven
wat onder “ernstige en onderling overeenstemmende criteria” moet worden
verstaan.
Forfaitaire vergoedingen die uitdrukkelijk worden aanvaard door de
fiscus
Voor een aantal onkosten voorziet de fiscus zelf in een forfaitaire raming.
Het betreft forfaits die oorspronkelijk enkel door de overheid werden toegekend
aan de ambtenaren en die nadien werden uitgebreid naar de relatie werknemer-
werkgever zodat ze eveneens in die context (privésector) worden toegepast.
Het gaat onder meer om terugbetalingen van verblijfskosten voor dienstreizen in België of in het buitenland, de kilometervergoeding die kan worden
toegekend aan werknemers of bedrijfsleiders die hun privéwagen gebruiken
voor dienstverplaatsingen of om de forfaitaire kantoorvergoeding voor structureel en regelmatig
telewerk.
De vergoedingen die aan de werknemers worden toegekend als terugbetaling van
deze kosten vormen geen belastbare bezoldiging, op voorwaarde dat de
bovengrenzen van deze forfaitaire bedragen worden nageleefd.
Forfaitaire vergoedingen die door sectorale collectieve
arbeidsovereenkomsten worden toegekend
In bepaalde gevallen
is het niet de fiscus maar de sector die in een forfaitaire vergoeding
voorziet. Dat is bijvoorbeeld zo voor bepaalde kleding-, gereedschap- of
verblijfsvergoedingen die door een collectieve arbeidsovereenkomst worden
toegekend.
De fiscus beschouwt
deze forfaitaire vergoedingen ook als ernstige nomen. Ze kunnen dus in
categorie 1 van de fiscale fiche ‘forfait ernstige normen’ worden
vermeld.
Door de werkgever vastgestelde forfaitaire vergoedingen
Bij gebrek aan een door de fiscus
vastgesteld forfait kan de werkgever altijd zijn eigen forfait bepalen. In dit
geval moet de werkgever het ernstige karakter van de forfaitaire vergoeding
kunnen rechtvaardigen om de bedragen van zijn eigen belastbare inkomsten te
kunnen aftrekken. Bij controle moet de werkgever kunnen bewijzen dat het
forfait op een ernstige studie is gebaseerd.
Met andere woorden, om onder de categorie
‘ernstige norm’ te vallen, moet het bedrag van de toegekende vergoeding het
resultaat zijn van waarnemingen en steekproeven.
Hoewel voor deze forfaitaire bedragen geen
bewijsstukken vereist zijn (zoals voor de werkelijke kosten), wordt de
werkgever niettemin sterk aangeraden een gemotiveerd dossier op te stellen waarin de
door de vergoeding gedekte kosten worden gerechtvaardigd, om te voorkomen dat
de vergoeding door de fiscus als bezoldiging wordt geherkwalificeerd.
Bij twijfel heeft de werkgever altijd de
mogelijkheid om een rulingaanvraag in te dienen bij de Dienst Voorafgaande
Beslissingen (DVB).
Terugbetalingen die volgens andere criteria worden bepaald
Naast de terugbetaling op basis van ernstige normen is het ook mogelijk om
de door de werknemer gemaakte kosten forfaitair terug te betalen op basis van
andere criteria. Forfaits die door de werkgever worden vastgesteld maar die
niet steunen op ernstige en onderling overeenstemmende criteria moeten in de
fiscale fiche worden vermeld in de derde categorie ‘forfaitaire terugbetalingen
op basis van andere criteria’.
Bijzonder aan deze uitgaven is dat noch het bedrag noch de aard ervan moet
worden verantwoord op basis van bewijsstukken of van een ernstige studie. Dit
is bijvoorbeeld het geval voor parkeerkosten, relatiegeschenken, .....
Deze terugbetalingsmethode ontslaat de werkgever echter niet van de
verplichting om bij een fiscale of sociale controle aan te tonen dat de
vergoeding voldoet aan de drie basisvoorwaarden om te worden beschouwd als een
vergoeding van eigen kosten die is vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing en
RSZ.
De werkgever moet de realistische aard van de forfaitaire vergoeding kunnen
aantonen om de bedragen van zijn eigen belastbare inkomsten te kunnen
aftrekken. Het bedrag van de toegekende terugbetaling zal afhangen van criteria
zoals de functie en de taken die de werknemer binnen de onderneming vervult.
Het is belangrijk dat de werkgever
uiterst waakzaam is bij de forfaitaire terugbetaling van
kosten want de inspectie ziet er strikt op toe. De geringste onregelmatigheid
kan leiden tot zware sancties voor de werkgever, waarbij de door hem toegekende
terugbetalingen als verkapte bezoldiging kunnen worden
geherkwalificeerd.
De financiële gevolgen hiervan zijn aanzienlijk,
aangezien er op deze geherkwalificeerde vergoedingen dan:
- Bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden met toepassing van
nalatigheidsinteresten
- Werkgevers- en persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid worden
ingehouden[2] - en interesten en een boetes worden geheven
Een oplossing kan zijn om de terugbetaling van kosten in een policy
van de onderneming te vermelden. In die policy worden de categorieën
van werknemers vastgesteld aan wie een forfaitaire vergoeding voor bepaalde
kosten kan worden toegekend.
De werkgever kan dit ook schriftelijk en gedetailleerd vastleggen in een
addendum bij de arbeidsovereenkomst waarin bijvoorbeeld wordt
bepaald wat er gebeurt in geval van vakantie, ziekte, tijdskrediet, enz. Het is
echter niet voldoende dit op de loonfiche te vermelden.
Deze methode houdt meer risico’s in dan de eerste twee methodes
(terugbetaling op basis van werkelijke kosten en op basis van ernstige
criteria). Bij twijfel kan de werkgever altijd een rulingaanvraag indienen bij
de Dienst voorafgaande beslissingen (DVB).
[1] Zoals we hieronder
uitleggen, moet de werkgever het vastgestelde forfait echter kunnen staven met
een aantal bewijsstukken.
[2] De werkgever zou
dan ook de kosten van de persoonlijke bijdragen moeten dragen, aangezien deze
door de schuld van de werkgever niet tijdig aan de RSZ waren betaald.
Wat is de terugbetaling van werkelijke kosten op sociaal vlak?
Principes
Ook op sociaal vlak bestaat een tweede oplossing erin de door de werknemer
gemaakte kosten op forfaitaire basis terug te betalen. In dit geval wordt
vooraf een forfaitaire raming van deze uitgaven gemaakt, zodat
een vast maandelijks bedrag wordt verkregen dat in principe onveranderlijk is.
De betaling van deze forfaitaire vergoeding, die geacht wordt alle gemaakte
kosten te dekken, wordt overeengekomen tussen de werkgever en de werknemer.
Het voordeel van een dergelijke methode is uiteraard dat de forfaitaire
terugbetaling plaatsvindt zonder dat de werknemer zijn uitgaven hoeft te
bewijzen[1].
De werkgever moet de keuze voor een forfaitaire terugbetaling in plaats van
werkelijke kosten kunnen verantwoorden. De RSZ verduidelijkt
in zijn Administratieve instructies dat de werkgever in geval van
betwisting moet bewijzen dat de gemaakte kosten reëel zijn en
dat de uitgaven juist zijn.
De door de werknemer
gemaakte kosten kunnen niet tweemaal worden terugbetaald (op
basis van het forfaitaire bedrag en op basis van een bewijsstuk)!
Kleine kosten die moeilijk te bewijzen zijn
De RSZ verduidelijkt dat kleine kosten die moeilijk bewijsbaar zijn aan de
hand van bewijsstukken forfaitair mogen worden geraamd. In dat geval moet de
werkgever uiteraard het bedrag van het forfait dat hij in aanmerking neemt
kunnen rechtvaardigen.
De instructies verduidelijken dat sommen die het bedrag van de werkelijke
kosten overschrijden, loon uitmaken waarop socialezekerheidsbijdragen worden
berekend.
De RSZ stelt de werkgevers een tabel met een forfaitaire raming van bepaalde kleine
kosten ter beschikking. U vindt die tabel ook bij onze Sleutelbedragen.
Die tabel bevat een beschrijving van de verschillende
posten waarvoor de RSZ een forfaitaire raming aanvaardt en
de bedragen en de voorwaarden waaronder ze
mogen worden toegepast. Het is duidelijk dat deze forfaits niet zomaar mogen
worden toegekend maar moeten overeenstemmen met werkelijk gemaakte kosten.
Op vraag van de RSZ moet de werkgever dus ‘zijn systeem van kostenvergoeding
kunnen motiveren door, indien gevraagd, geschreven documenten
zoals het arbeidsreglement, dienstnota’s of bijlagen aan de arbeidsovereenkomst
voor te leggen en aan te tonen dat, wanneer hij één van de forfaits uit de
tabel toekent, het om een werknemer gaat voor wie de kost die wordt beoogd door
dat forfait plausibel is in het kader van zijn functieomschrijving en
werkomstandigheden’.
De bedragen in de
tabel zijn maximumbedragen. Indien de werkgever van mening is
dat de kosten die de werknemers maken hoger zijn dan deze forfaitaire bedragen,
mag hij uiteraard de werkelijke kosten bewijzen. In dat geval moet hij de
realiteit van de kosten aantonen voor het geheel van de kosten m.b.t. een post.
Voor eenzelfde type kosten mag de werkgever de beide systemen, reële kosten en
forfait, niet samen gebruiken.
[1] Zoals we hieronder
uitleggen, moet de werkgever het vastgestelde forfait echter kunnen staven met
een steekproef van bewijsstukken.
Hoe een veilige forfaitaire terugbetaling regelen?
Een dossier samenstellen
Om te vermijden dat de fiscus en/of de RSZ de
vergoedingen wegens hun onredelijke of onverantwoorde aard herkwalificeren als
verkapte bezoldigingen, raden we de werkgever sterk aan een goed onderbouwd
dossier samen te stellen.
Daartoe moeten bepaalde stappen worden
gevolgd:
- Ten eerste moet de werkgever de werknemerscategorieën
vaststellen die aanspraak kunnen maken op de terugbetaling van kosten.
Hij moet een indeling maken van de werknemerscategorieën en hun functies binnen
de onderneming (b.v. uitvoerend personeel, lager kader, middenkader, hoger
kader, directie) om vast te stellen welke werknemersgroepen in aanmerking
komen
- Vervolgens moet hij voor elke categorie een lijst opstellen van de
terugbetaalbare kosten. Hij moet vastleggen voor welke gemaakte kosten
een forfaitaire terugbetaling zal worden toegekend. Uiteraard kunnen alleen
beroepsuitgaven worden terugbetaald
- Hij moet voor elke kostenpost het bedrag van de vergoeding
ramen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de werknemers er door
deze terugbetalingen rijker op worden. Het bedrag moet overeenstemmen
met de werkelijk gemaakte kosten. De werkgever moet dit bedrag kunnen
verantwoorden. Het mag niet om een percentage van het loon of van de omzet
gaan. Hij moet zich baseren op een steekproef van
bewijsstukken van bepaalde werknemers. Door hun tickets en
facturen een bepaalde periode bij te houden, kan hij een zo goed mogelijke
raming maken en per categorie een realistisch bedrag
toekennen
- Tot slot wordt de werkgever aangeraden om regelmatig steekproeven te doen
om na te gaan of het op deze manier vastgesteld forfait nog steeds met de
werkelijkheid overeenstemt.
Ter herinnering: op sociaal vlak heeft de RSZ een overzichtstabel van moeilijk bewijsbare kleine
kosten opgesteld. De werkgever kan zich op deze bedragen baseren om
zijn forfait vast te stellen. We stippen nogmaals aan dat deze kosten niet
automatisch worden aanvaard door de fiscus.
Specifieke vermelding van deze kosten
Het verdient de voorkeur om de forfaitaire terugbetalingen los te koppelen
van de kostennota’s die werkelijke uitgaven verantwoorden en van het bedrag van
het loon.
De terugbetaling van kosten maakt immers geen deel uit van het loon en er
worden dus geen socialezekerheidsbijdragen of belastingen op geheven. Sommige
ondernemingen maken misbruik van dit systeem door een loonsverhoging te
vermommen als een terugbetaling van kosten om socialezekerheidsbijdragen en
belastingen te ontwijken.
De werkgever heeft er dus belang bij om een solide dossier op te bouwen of,
beter nog, een voorafgaand akkoord (ruling) te
sluiten met de fiscus.
Meer informatie over wat moet worden vermeld op de aan de werknemer
uitgereikte sociale documenten vindt u onder de vraag "Moet het bedrag van de vergoeding voor de
terugbetaling van kosten op de sociale documenten worden
vermeld?".
Waarom een fiscale ruling aanvragen?
Belastingplichtigen hebben sinds 2002 de
mogelijkheid om aan de fiscus een voorafgaande beslissing te
vragen over de toepassing van de belastingwetten. De regeling van de
voorafgaande beslissingen, ook "ruling” genoemd heeft niet
alleen gezorgd voor meer rechtszekerheid in complexe situaties, maar ook voor
minder toekomstige geschillen met de belastingadministratie.
Een ruling is dus een preventieve oplossing
waarbij de belastingplichtige aan de fiscus een voorafgaand akkoord
vraagt over de forfaitair geraamde kosten. Zo wordt vermeden dat de
bedragen van de vergoeding als belastbare bezoldiging worden geherkwalificeerd.
Het voordeel van een dergelijke beslissing is dat de terugbetaling van de
kosten juridisch niet meer kan worden aangevochten. De fiscus beschouwt een
vergoeding die op basis van een rulingbeslissing wordt toegekend immers als een
forfaitaire terugbetaling op basis van ernstige normen.
Een voorafgaand akkoord wordt gesloten met de
Dienst voorafgaande beslissingen van de FOD Financiën. Om geldig te zijn, moet
het akkoord van de fiscus zijn gevraagd voordat de verrichting
werd uitgevoerd. Er hoeft echter niet
verplicht een rulingaanvraag te worden ingediend om de terugbetaling van kosten
mogelijk te maken. Het is enkel een extra veiligheid.
Beperkte draagwijdte van de ruling
Op te merken valt dat de beslissing van de
fiscus slechts een fiscale en individuele reikwijdte heeft.
Met andere woorden, de RSZ is niet gebonden door de beslissing van de fiscus.
Bovendien bindt dit akkoord de fiscus alleen m.b.t. de betrokken werkgever. Het
gaat over de toepassing van de belastingwetgeving op een specifieke wijze
in een specifieke situatie. Daarom zijn alleen de
aanvrager en de plaatselijke administratie van de FOD Financiën door deze
overeenkomst gebonden.
Rulingaanvraag in de praktijk
Concreet dient de belastingplichtige zijn
aanvraag in bij de Dienst Voorafgaande Beslissingen van de FOD Financiën, die
sinds 1 mei 2016 als enige bevoegd is voor forfaitaire terugbetalingen van
kosten. Hij kan dit doen per gewone post, per aangetekende brief of per
e-mail. Dan volgen een onderhandelingsfase en een definitieve
aanvraag.
De aanvraag moet duidelijk en
nauwkeurig zijn. In de aanvraag moeten expliciet worden
vermeld:
- Dat een voorafgaande beslissing wordt aangevraagd
- De identiteit van de betrokken partijen en een beschrijving van hun
activiteiten
- De geraamde bedragen van de vergoeding
- En de geplande verrichting
De aanvraag moet worden gemotiveerd en beargumenteerd
volgens de belastingwetgeving.
De fiscus heeft 3 maanden de
tijd om een beslissing te nemen. Hij kan deze termijn echter in onderling
overleg met de belastingplichtige aanpassen. De beslissing is maximaal
5 jaar geldig.
Moet het bedrag van de vergoeding voor de terugbetaling van kosten op de sociale documenten worden vermeld?
Op de belastingfiche
Hoewel de kosten eigen aan de werkgever fiscaal niet als bezoldiging worden
beschouwd, is de werkgever verplicht ze te vermelden op fiche
280.10[1] (281.10 voor
bedrijfsleider) in het vak ‘Diverse inlichtingen’. De ficheverplichting is
onlangs uitgebreid. Vanaf het inkomstenjaar 2022 (aanslagjaar 2023) moet voor
elk type terugbetaling het concrete bedrag op de fiscale fiche worden
vermeld.
Dit maakt het mogelijk:
- Voor de werkgever om de beroepskosten, bezoldigingen,
andere voordelen en kostenvergoedingen die hij betaalt of terugbetaalt als
beroepskosten af te trekken
- Voor de werknemer om zijn belastingaangifte in te dienen
of de vooraf ingevulde vakjes op deze belastingaangifte te controleren
- Voor de belastingadministratie om na te gaan of deze
bedragen wel degelijk terugbetalingen zijn voor daadwerkelijk gemaakte eigen
kosten van de werkgever. De werkgever moet indien nodig het bewijs kunnen
leveren dat het niet om belastbare bezoldigingen gaat
- Het niet vermelden van forfaitaire terugbetalingen op de belastingfiche
leidt tot de niet-aftrekbaarheid van de uitgaven (verworpen uitgaven). Deze
sanctie is niet van toepassing bij niet-vermelding van terugbetalingen op basis
van bewijsstukken. In dat geval kan echter een administratieve boete worden
opgelegd
Op de loonafrekening en de individuele rekening
Loonafrekening
Alle werkgevers moeten hun werknemers bij elke definitieve betaling van het
loon een afrekening bezorgen. Zo kennen die werknemers de details van het
uitbetaalde loon en de berekeningsmodaliteiten ervan.
Op de loonfiche moeten de bedragen vrijgesteld van inhoudingen voor
de sociale zekerheid en de bedragen vrijgesteld van
belastingen[2] worden vermeld.
Bijgevolg moeten de kosten eigen aan de werkgever worden vermeld.
Individuele rekening
De individuele rekening geeft elke werknemer een overzicht van zijn
arbeidsprestaties en het bijbehorende loon over een heel jaar.
De regelgeving[3] bepaalt dat de
individuele rekening betreffende de sommen betaald of verschuldigd aan de
werknemer per uitbetalingsperiode de reden en het bedrag vermeldt van
elke betaling die de werkgever aan de werknemer heeft gedaan, hetzij
ingevolge zijn dienstbetrekking (bijvoorbeeld de vergoeding voor
vervoerskosten), hetzij buiten elke wettelijke of contractuele verplichting om
(bijvoorbeeld gratificaties). Kosten eigen aan de werkgever zijn dergelijke
bedragen en moeten dus worden vermeld.
Een aantal gegevens hoeft niet in de individuele rekening te worden vermeld
als ze worden vermeld in andere documenten die op dezelfde plaats als de
individuele rekening worden bewaard. Het gaat bijvoorbeeld om vermeldingen over
de per betaalperiode betaalde bedragen, als die bedragen al op de loonfiche
voorkomen.
[1] Fiche 281.10 (vak 26b) voor
werknemers en fiche 281.20 (vak 20) voor bedrijfsleiders.
[2] Koninklijk besluit
van 27 september 1966 tot vaststelling, wat de particuliere sector betreft, van
de gegevens die de afrekening moet bevatten welke bij elke definitieve betaling
van het loon aan de werknemer overhandigd wordt.
[3] Artikel 16 van het
koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale
documenten.
Op wie rust de bewijslast?
Dubbel bewijs
Sinds 1 januari 2010
moet de werkgever in geval van betwisting het bewijs leveren
van de beroepsmatige aard van de kosten die door deze
maandelijkse forfaitaire vergoedingen worden gedekt en van de
echtheid van deze kosten als hij de betaling van
socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing op deze bedragen wil
vermijden[1].
Dit sluit een forfaitaire raming van de beroepsmatige uitgaven van de
werknemer niet uit. Raadpleeg voor meer informatie hierover de vragen over de
forfaitaire terugbetaling van kosten.
Wettelijk vermoeden van niet-belastbaarheid
Het Hof van Cassatie heeft zich in 1986
uitgesproken over de bewijslast op het gebied van kosten eigen aan de
werkgever[2]. Het Hof besliste dat
de belastingadministratie het bewijs moest leveren dat de
bedragen die de werkgever toekent als terugbetaling van voor zijn rekening
gemaakte kosten in werkelijkheid verkapte bezoldigingen waren.
Het Hof was verder van mening dat er een
wettelijk vermoeden van "niet-belastbaarheid" bestond met
betrekking tot de terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever. Op grond
daarvan vormden de vergoedingen die werden betaald als terugbetaling van
werkelijke eigen kosten van de werkgever geen belastbare bezoldiging voor de
werknemer zodat hij deze niet bij de fiscus hoefde te verantwoorden. De
bewijslast berustte dus niet bij de werknemer.
Dit vermoeden is echter
weerlegbaar en kan dus door de fiscus worden ontkracht indien
die met alle middelen in rechte en in feite kan aantonen dat de terugbetaalde
bedragen een verkapte bezoldiging vormen. Om dit bewijs te leveren kan de
administratie zich baseren op feitelijke elementen, zoals het vermoeden en de
feitelijke omstandigheden.
Uit de rechtspraak volgt echter dat, hoewel de
werkgever er alle belang bij heeft om de terugbetaling van eigen kosten te
kunnen verantwoorden, het feit dat noch de werkgever noch de werknemer kunnen
bewijzen dat het niet om een verkapte bezoldiging gaat, niet volstaat om het
vermoeden van niet-belastbaarheid te weerleggen en als dusdanig geen bewijs
vormt voor de belastingadministratie.
Diezelfde redenering is ook van toepassing ten
opzichte van de RSZ.
[1] Programmawet van
23 december 2009.
[2] Cass. 30 oktober
1986, pas, I, 1987, p. 269.
Enkele aandachtspunten
Het sociaal aspect versus het fiscaal aspect
Er zijn nog steeds verschillen tussen de fiscale en de sociale wetgeving.
Dit probleem is nadelig voor de rechtszekerheid. Een forfait dat door de fiscus
wordt aanvaard, zal immers niet altijd door de RSZ worden aanvaard, en vice
versa.
De RSZ stelt in zijn administratieve instructies bijvoorbeeld een tabel over de terugbetaling van kosten ter
beschikking met een beschrijving van de verschillende posten waarvoor de dienst
een forfaitaire raming aanvaardt, samen met de bedragen en
toepassingsvoorwaarden. De fiscus is niet gebonden door deze forfaits[1] en kan dus een ander standpunt
innemen.
Dit belet niet dat verschillende inspanningen worden gedaan om de
forfaitaire bedragen van de fiscus en de RSZ te harmoniseren. In dit verband
stellen we vast dat de FOD Financiën steeds vaker verwijst naar de
(maximum-)forfaits die door de RSZ worden aanvaard. Deze zijn over het algemeen
lager dan de forfaits die tot nu toe door de FOD Financiën worden aanvaard[2].
Onder de volgende vraag vindt u een vergelijkende tabel van de sociale en
fiscale behandeling van bepaalde uitgaven.
Terugbetaling van eigen kosten versus vrijgestelde bedragen
Tot slot vestigen wij uw aandacht op het feit dat de terugbetaling van eigen
kosten niet mag worden verward met bepaalde bedragen die op
sociaal en fiscaal vlak van het loonbegrip zijn
uitgesloten.
Deze bedragen resulteren immers niet uit een terugbetaling van eigen kosten
van de werkgever maar zijn in principe loon. Volgens een specifieke regelgeving
zijn er geen socialezekerheidsbijdragen of belastingen op verschuldigd als aan
een aantal voorwaarden is voldaan.
Voorbeelden hiervan zijn maaltijdcheques, ecocheques, de innovatiepremie,
... Meer informatie over deze voordelen vindt u in ons dossier Loon.
[1] Aangezien de
fiscus deze forfaitaire bedragen niet automatisch aanvaardt, moeten ze op de
belastingfiche worden vermeld onder ‘forfaits andere criteria’, tenzij ze het
voorwerp hebben uitgemaakt van een ruling of de werkgever ze kan rechtvaardigen
op basis van ernstige criteria.
[2] Opgelet: er kunnen hogere kosten
eigen aan de werkgever worden toegepast voor zover de werkgever het bedrag
ervan verantwoordt.
Vergelijkende tabel sociale en fiscale behandeling
Hierna volgt een niet-limitatieve
vergelijkende tabel van de sociale en fiscale behandeling van bepaalde
uitgaven:
[1] Bedrag van
toepassing vanaf 1 april 2022
[2] Bedrag van
toepassing vanaf 1 april 2022
[3] Bedrag van
toepassing vanaf 1 april 2022
[4] Bedrag van
toepassing vanaf 1 februari 2022.