Contracten/Clausules
Gelegenheidsarbeiders in de landbouw- en tuinbouwsector
Lees eerst even dit…
De regeling van de gelegenheidsarbeid in de land- en tuinbouwsector is een
gunstregime voor de tewerkstelling van gelegenheidsarbeiders:
de bijdragen die voor de gelegenheidsarbeiders verschuldigd zijn, worden immers
niet berekend op basis van het werkelijke loon, maar op basis van een
forfaitair dagloon, en dit gedurende een bepaald aantal arbeidsdagen.
Wat is een gelegenheidsarbeider in de landbouwsector?
Principe
Als gelegenheidsarbeider wordt beschouwd:
- de handarbeider die ressorteert onder het paritair comité van de landbouw
(PC nr. 144);
- die tewerkgesteld is aan werken op de eigen gronden van de werkgever;
- gedurende maximaal 30 dagen per kalenderjaar bij één of
meerdere werkgevers.
Opmerking
Als de gelegenheidsarbeider zowel in de tuinbouw- als in de
landbouwsector tewerkgesteld is, is het maximum vastgesteld op
65 dagen per kalenderjaar in de 2 sectoren. Hetzelfde geldt
voor gelegenheidsarbeiders in de landbouw die parallel hiermee een
gelegenheidsactiviteit uitoefenen in de horecasector (PC nr. 302). Werknemers
die hun 65 dagen al opgebruikt hebben, kunnen echter nog 35 extra dagen worden
tewerkgesteld als gelegenheidsarbeiders in de witloofteelt.
Een handarbeider die ressorteert onder het paritair comité voor de
uitzendarbeid (PC nr. 322) kan ook als gelegenheidsarbeider
worden beschouwd als hij is tewerkgesteld bij een gebruiker die ressorteert
onder het paritair comité voor de landbouw, en dit onder de hierboven vermelde
voorwaarden.
Uitzondering
Een werknemer die in de loop van de 180 voorafgaande dagen
in een andere hoedanigheid dan als gelegenheidsarbeider in de landbouw- of
tuinbouwsector heeft gewerkt, kan niet als een gelegenheidsarbeider worden
beschouwd.
Wat is een gelegenheidsarbeider in de tuinbouwsector?
Principe
Als gelegenheidsarbeider wordt beschouwd:
- de handarbeider die is tewerkgesteld in het
paritair comité voor het tuinbouwbedrijf (PC nr. 145), met
uitzondering van:
- het aanplanten en onderhouden van parken en tuinen
(PSC nr. 145.040);
- de witloofteelt (PSC nr. 145.060). Voor deze
werknemers geldt immers een apart regime (zie verder);
- de champignonteelt (PSC nr. 145.070). Voor deze
werknemers geldt immers een apart regime (zie verder);
- gedurende maximaal 65 dagen per
kalenderjaar bij één of meerdere werkgevers.
Opmerkingen
Als de gelegenheidsarbeider zowel in de tuinbouw- als in de
landbouwsector tewerkgesteld is, is het maximum vastgesteld op
65 dagen per kalenderjaar in de 2 sectoren. Hetzelfde geldt
voor gelegenheidwerkers in de tuinbouw die parallel hiermee een
gelegenheidsactiviteit uitoefenen in de horecasector (PC nr. 302). Werknemers
die hun 65 dagen al opgebruikt hebben, kunnen echter nog 35 bijkomende
dagen worden tewerkgesteld als gelegenheidsarbeiders in de
witloofteelt.
Een handarbeider die ressorteert onder het paritair comité voor de
uitzendarbeid (PC nr. 322) kan ook als gelegenheidsarbeider
worden beschouwd als hij is tewerkgesteld bij een gebruiker die ressorteert
onder het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf, en dit onder de hierboven
vermelde voorwaarden.
Uitzondering
Een werknemer die in de loop van de 180 voorafgaande dagen
in een andere hoedanigheid dan als gelegenheidsarbeider in de landbouw- of
tuinbouwsector heeft gewerkt, kan niet als een gelegenheidsarbeider worden
beschouwd.
Wat is een gelegenheidsarbeider in de witloofsector?
Principe
Een gelegenheidsarbeider in de witloofsector is:
- een arbeider die wordt tewerkgesteld door een
werkgever die ressorteert onder het paritair subcomité nr.
145.060 voor de groenteteelt en teelt van tuinbouwzaden. De
werkgevers moeten ten minste 75%[1] van hun omzet van het
voorafgaande kalenderjaar halen uit de witloofteelt;
- en dit gedurende maximaal 100 dagen (65 +
35 extra dagen) per kalenderjaar bij één of meer werkgevers.
Opmerking
De gelegenheidsarbeider mag in deze sector alleen gedurende de 35
extra dagen worden tewerkgesteld als aan bepaalde
voorwaarden is voldaan (bewijs van de omzet en naleving van
de algemene voorwaarden - zie verder).
Het aantal bijkomende dagen (100 - 65 = 35 dagen) mag alleen worden gebruikt
voor de witloofteelt, zelfs als de werkgever nog andere activiteiten heeft.
Als de gelegenheidsarbeider ook tewerkgesteld is in de landbouw- en
tuinbouwsector, mag hij slechts 65 dagen per kalenderjaar worden
tewerkgesteld, tenzij de tewerkstelling als gelegenheidsarbeider vanaf de 66ste
dag uitsluitend in de witloofsector wordt uitgeoefend.
Werknemers die in de witloofteelt tewerkgesteld zijn, mogen tijdens
de 35 laatste dagen (van de 100 dagen) niet als gelegenheidsarbeiders
in de hoedanigheid van uitzendarbeiders worden
tewerkgesteld.
Uitzondering
Een werknemer die in de loop van de 180 voorafgaande dagen
in een andere hoedanigheid dan als gelegenheidsarbeider in de landbouw- of
tuinbouwsector heeft gewerkt, kan niet als een gelegenheidsarbeider worden
beschouwd.
Voorwaarden
Bewijs van 75% van de omzet door witloofteelt
In een eerste fase moet een werkgever die de voordelen wenst te genieten die
aan gelegenheidswerknemers in de witloofsector worden toegekend, aan de
identificatiedienst van de RSZ een verklaring op erewoord sturen waarin hij
bevestigt dat de voorwaarde dat 3/4 van de omzet gerealiseerd wordt door de
witloofteelt, vervuld is. Hij moet daarbij de volgende documenten voegen:
- een kopie van de vragenlijst ingevuld in het kader
van de landbouwtelling van het vorige jaar;
- een kopie van het laatste ontvangen
aanslagbiljet.
Een kopie van de verklaring op eer en de bijlagen moet naar de voorzitter
van het paritair comité van het tuinbouwbedrijf gestuurd worden.
Vervolgens moet de werkgever aan de voorzitter van het paritair comité van
het tuinbouwbedrijf de volgende documenten versturen:
- een kopie van de vragenlijst ingevuld in het kader
van de landbouwtelling[2] in de
maand mei, en dit uiterlijk op de 14de dag na de door het Nationaal Instituut
voor de Statistiek bepaalde datum voor het versturen van de ingevulde
vragenlijsten;
- een kopie van aanslagbiljet voor het lopende
aanslagjaar (inkomsten van het vorige jaar), en dit uiterlijk op de 14de dag
die volgt op de ontvangst ervan.
Opgelet! Aangezien de landbouwtelling werd afgeschaft,
wachten we nog op enkele verduidelijkingen over de nieuwe modaliteiten die
zullen worden ingevoerd om dit bewijs te vervangen.
Naleving van de algemene voorwaarden
De werkgevers moeten ook de algemene voorwaarden naleven om in aanmerking te
komen voor de afwijkende regelingen inzake socialezekerheidsbijdragen.
Deze algemene voorwaarden moeten zware inbreuken, gepleegd door
werkgever beteugelen. Laatstgenoemde zal het voordeel van het
gunstregime verliezen, als hij in één van de 8 hierna vermelde situaties
verkeert:
- de aangifte van sociale zekerheid werd ambtshalve
vastgesteld of rechtgezet door de RSZ of de RSZ-PPO;
- de Dimona gebeurde voor
één of meer werknemers niet conform de geldende bepalingen;
- de werkgever stelt één
of meerdere werknemers tewerk die geen onderdanen zijn van de Europese
Economische Ruimte en die niet in het bezit zijn van een geldige
verblijfsvergunning of van een arbeidsvergunning;
- de werkgever stelt één
of meer werknemers tewerk onder voorwaarden die strijdig zijn met de menselijke
waardigheid en begaat aldus een overtreding op het gebied van de
mensenhandel;
- de werkgever doet of
laat arbeid verrichten door een werknemer waarvoor geen verschuldigde bijdragen
werden betaald aan de RSZ (zwartwerk);
- de werkgever maakt het
voorwerp uit van een verbod om persoonlijk of via een tussenpersoon een
commerciële activiteit uit te oefenen;
- de werkgever, in zijn
hoedanigheid van rechtspersoon, heeft onder zijn bestuurders, zaakvoerders of
personen die bevoegd zijn om de vennootschap te binden, personen voor wie de
uitoefening van dergelijke functies verboden is;
- de werkgever, in zijn
hoedanigheid van rechtspersoon, heeft onder zijn bestuurders, zaakvoerders of
personen die bevoegd zijn om de vennootschap te binden, personen die bij
minstens 2 faillissementen, vereffeningen of gelijkaardige operaties betrokken
waren met schulden ten opzichte van een inningsorganisme van de
socialezekerheidsbijdragen.
[1] Als de omzet onder de
grens van 75% daalt, worden de extra dagen opnieuw als gewone werkdagen
beschouwd.
[2] Zoals bedoeld in het
koninklijk besluit van 2 april 2001 betreffende de organisatie van een
jaarlijkse landbouwtelling.
Wat is een gelegenheidsarbeider in de sector van de champignonteelt?
Principe
Een gelegenheidsarbeider in de sector van de champignonteelt is:
- een werknemer die is tewerkgesteld door een
werkgever die ressorteert onder het paritair subcomité nr.
145.070 voor de champignon-/truffelteelt;
- gedurende maximaal 100 dagen per
kalenderjaar (65 + 35 extra dagen);
- tijdens de piekperiode, die
beperkt is tot 130 dagen (in 5-dagenregeling of 156 dagen in 6-dagenregeling)
per werkgever en per kalenderjaar, behalve als aan bepaalde voorwaarden is
voldaan (zie hierna).
Opmerkingen
Een handarbeider die ressorteert onder het paritair comité voor de
uitzendarbeid (PC nr. 322) kan ook als gelegenheidsarbeider
worden beschouwd als hij is tewerkgesteld bij een werkgever die ressorteert
onder het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf. In de sector van de
champignonteelt mogen uitzendkrachten tijdens de laatste 35 dagen (van
de 100 dagen) echter niet als gelegenheidsarbeiders worden
tewerkgesteld.
Er is geen cumul voorzien bij overschrijding
van de eerste 65 dagen met een andere vorm van gelegenheidsarbeid in de land-
of tuinbouw. Dit wil dus zeggen dat enkel gebruik kan gemaakt worden van de
extra 35 dagen als de gelegenheidswerknemer de 65 dagen daarvoor ook in de
champignonteelt actief was.
Voorwaarden
De tewerkstelling tijdens 35 extra dagen per
gelegenheidsarbeider (met uitzondering van uitzendkrachten) en per kalenderjaar
is alleen mogelijk als aan de volgende voorwaarden is
voldaan:
1° de werkgever verbindt zich ertoe het werk in
zijn onderneming uit te voeren met eigen personeel dat is ingeschreven en
aangegeven bij de RSZ, en in het kader van het paritair comité voor het
tuinbouwbedrijf;
2° de werkgever mag die 35 extra dagen enkel
voor de champignonteelt gebruiken, zelfs indien hij andere activiteiten heeft,
en mag de werknemer niet inzetten voor aanpassingen of herstellingen aan de
infrastructuur van de onderneming;
3° de werkgever toont ieder jaar een
tewerkstellingsvolume aan, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, dat minstens
gelijk is aan het gemiddelde van de vier DMFA’s die bij de RSZ werden ingediend
voor het kalenderjaar 2011;
4° het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf
bekijkt jaarlijks of voldaan is aan de voorwaarden onder 1°, 2° en 3°, evenals
aan het naleven van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten. Om na te
gaan of de tewerkstellingsnorm bedoeld in 3° is nageleefd, vergelijkt het per
werkgever het tewerkstellingsvolume van het afgelopen jaar met het
tewerkstellingsvolume van het jaar 2011;
5° de werkgever richt een schriftelijke aanvraag
aan de voorzitter van het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf, waarbij hij
de cijfergegevens bedoeld onder 3° hierboven toevoegt en een verbintenis
aangaat zoals vermeld onder 1°. Voor de ondernemingen waar een overlegorgaan
bestaat, zoals een ondernemingsraad, een comité voor preventie en bescherming
op het werk of een vakbondsafvaardiging, moet het akkoord van de
werknemersvertegenwoordiging toegevoegd worden.
Als aan diezelfde voorwaarden is voldaan, kan de werkgever zelfs
gelegenheidsarbeiders tewerkstellen buiten de 130 dagen van de
piekperiode.
Uitzondering
Een werknemer die in de loop van de 180 voorafgaande dagen
in een andere hoedanigheid dan als gelegenheidsarbeider in de landbouw- of
tuinbouwsector heeft gewerkt kan niet als een gelegenheidsarbeider worden
beschouwd.
Welke bijzonderheden gelden er voor de arbeidsovereenkomst?
In afwijking van de verplichting dat een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde
tijd of voor een duidelijk omschreven werk schriftelijk moet worden
vastgesteld, hebben de setoren bepaald dat er geen afzonderlijke schriftelijke
arbeidsovereenkomst moet worden opgesteld voor de arbeidsprestaties van
seizoens- en gelegenheidsarbeiders. Die arbeidsprestaties worden immers al
vermeld op het
gelegenheidsformulier [1].
[1] Collectieve
arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2000 en koninklijk besluit van 11 november
2000, Belgisch Staatsblad van 3 januari 2003. Zie voor meer informatie
Sectoraal/PC nr. 144/Arbeidsovereenkomsten.
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1995 en
koninklijk besluit van 10 juni 1996, Belgisch Staatsblad van 23 augustus 1996.
Zie voor meer informatie Sectoraal/PC nr.
145/Arbeidsovereenkomsten.
Hoe worden de socialezekerheidsbijdragen berekend?
Werkgeversbijdragen dubbel beperkt
De aanwerving van
gelegenheidsarbeiders is voordelig, aangezien voor hun onderwerping aan de
sociale zekerheid een dubbele beperking geldt.
Enerzijds worden de
werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid niet berekend op het werkelijke
loon dat op 108% werd gebracht, maar op een forfaitair
dagloon[1] van:
- 20,69 euro voor de
landbouwsector;
- 20,22 euro voor de sector van het
tuinbouwbedrijf (met inbegrip van de 35 extra dagen in de sector van de
champignonteelt);
- 20,22 euro voor de sector van de
witloofteelt (eerste 65 dagen van tewerkstelling);
- 25,28 euro voor
de 35 extra dagen van tewerkstelling in de witloofsector.
Anderzijds zijn de
werkgeversbijdragen lager dan de bijdragen die voor een gewone
werknemer verschuldigd zijn, omdat de bijdragen voor de jaarlijkse vakantie en
voor loonmatiging niet verschuldigd zijn[2]. De bijzondere bijdragen
(bijvoorbeeld de bijdrage die bestemd is voor het Sluitingsfonds, het Fonds
voor Bestaanszekerheid, enz.) blijven echter wel verschuldigd.
Persoonlijke bijdragen beperkt
De persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid (13,07% - verminderde
persoonlijke bijdragen bestaan niet) worden niet berekend op het werkelijke
loon dat op 108% werd gebracht, maar eveneens op het hierboven bedoelde
forfaitair dagloon[3]. Dit geeft een resultaat van:
- 2,70 euro per dag voor de
landbouwsector;
- 2,64 euro per dag voor de sector
van het tuinbouwbedrijf (met inbegrip van de 35 extra dagen in de sector van de
champignonteelt);
- 2,64 euro per dag voor de sector
van de witloofteelt (eerste 65 dagen van tewerkstelling);
- 3,30 euro per dag
voor de 35 extra dagen van tewerkstelling in de witloofsector.
Door de toepassing van de werkbonus hoeft de werkgever deze
persoonlijke bijdrage op het loon van de werknemer echter in de meerderheid van
de gevallen niet in te houden.
Sancties
De werkgever verliest de voordelen inzake sociale zekerheid als hij:
- geen specifieke Dimona verricht of de specifieke
Dimona te laat verricht;
- een gewone Dimona verricht (al dan niet te
laat);
- de modaliteiten voor het bijhouden van het
gelegenheidsformulier niet naleeft.
[1] Bedragen van
toepassing sinds 1 oktober 2018.
[2] Op
gelegenheidsarbeiders zijn alleen de volgende socialezekerheidssectoren van
toepassing: ziekte-/invaliditeitsverzekering, werkloosheid, pensioen,
kinderbijslag. Het dagforfait moet dan ook niet met 8% verhoogd worden voor de
vakantiebijdragen.
[3] Bedragen van
toepassing sinds 1 oktober 2018 .
Wat met de Dimona?
Specifieke Dimona
Voor gelegenheidsarbeiders moet een specifieke Dimona (Dimona ‘EXT’) worden
verricht, die nodig is om de bijdragen op de beperkte forfaitaire bedragen te
berekenen. Naast de gebruikelijke vermeldingen van de Dimona (gegevens met
betrekking tot de werkgever en tot de werknemer en datum van de
arbeidsprestaties), moeten werkgevers die gelegenheidsarbeiders tewerkstellen
het (geraamde) begin- en einduur van de arbeidsprestaties
meedelen.
Deze aangifte moet vóór het begin van de arbeidsprestaties
worden verricht.
Sancties
Net als voor de gewone Dimona, kan een werkgever die geen specifieke Dimona
verricht zowel een forfaitaire
solidariteitsbijdrage verschuldigd zijn aan de RSZ als een in het
Sociaal Strafwetboek bepaalde sanctie van niveau
4 oplopen.
Opgelet! De werkgever verliest in elk geval de
voordelen inzake sociale zekerheid indien hij:
- geen specifieke Dimona verricht;
- een gewone Dimona verricht;
- of te laat een specifieke of gewone Dimona
verricht.
Praktische informatie
U vindt alle informatie over de specifieke ‘full Dimona’ voor de land- en tuinbouwsector in ons dossier
over Dimona.
Tip: werkgevers (met inbegrip van uitzendkantoren) die
gelegenheidsarbeiders tewerkstellen in die sectoren, kunnen via de
Multi-Dimona nagaan of deze gelegenheidsarbeiders al dan niet al in de
loop van het kalenderjaar werden tewerkgesteld als gelegenheidsarbeiders. Deze
mogelijkheid vervangt het gelegenheidsformulier niet. Het is
alleen een indicatie van het feit of de werknemer al dan niet over een
dergelijk formulier beschikt.
Wat is het gelegenheidsformulier?
Om in aanmerking te komen voor de voordelen inzake sociale zekerheid moeten
de gelegenheidsarbeiders in het bezit zijn van een specifiek
gelegenheidsformulier[1].
Principe
De gelegenheidswerknemers moeten in het bezit zijn van een
gelegenheidsformulier, waarvan het model in overeenstemming
moet zijn met het model dat door het ministerieel besluit werd vastgesteld.
Het dient om het aantal tewerkstellingsdagen van de werknemer
in de verschillende sectoren vast te stellen en zo te
controleren dat het maximaal aantal dagen van beperkte onderwerping niet werd
overschreden[2].
Voor de gelegenheidswerknemers die worden tewerkgesteld in de sector van de
witloofteelt moet ook een gelegenheidsformulier worden bijgehouden met
betrekking tot het extra aantal dagen (zie de vraag ‘Wat is een
gelegenheidsarbeider in de witloofsector?’).
Dit formulier wordt uitgereikt door het Fonds voor Bestaanszekerheid
van de eerste werkgever of gebruiker bij wie de werknemer als
gelegenheidsarbeider in dienst wordt genomen, en dit vóór het begin van de
tewerkstelling. Als de werknemer arbeidsprestaties verricht bij meerdere
werkgevers of gebruikers die onder een verschillend paritair comité
ressorteren, dan moet hij beschikken over een gelegenheidsformulier per
betrokken paritair comité.
Het gelegenheidsformulier wordt vervolgens aan de betrokken
werknemer bezorgd. Hij moet het in zijn bezit hebben gedurende het
maximaal aantal dagen van beperkte onderwerping aan de sociale zekerheid. Hij
is verantwoordelijk voor het bijhouden van het formulier. De
werkgever moet het ten minste één keer per week
ondertekenen. Zonder wekelijkse handtekening worden de
vermeldingen die door de werknemer op het formulier zijn aangebracht, tot
bewijs van het tegendeel geacht met de werkelijkheid overeen te komen.
Het fonds mag per gelegenheidswerknemer slechts één enkel
gelegenheidsformulier bezorgen per kalenderjaar. Hiertoe wordt het
gelegenheidsformulier genummerd en vermeldt het de juiste
benaming en adres van het eerste fonds dat de aanvraag tot afgifte van dit
formulier ontvangt en eveneens het jaar waarop dit formulier betrekking heeft.
Het formulier wordt vervolgens geregistreerd met vermelding
van de naam en het adres van de werkgever die het gelegenheidsformulier
aanvraagt en van de gegevens van de betrokken werknemer. Er wordt geen
duplicaat uitgereikt.
Adressen van de Fondsen voor Bestaanszekerheid
Het gelegenheidsformulier kan worden aangevraagd bij het Waarborg en Sociaal
Fonds voor respectievelijk de Landbouw of het Tuinbouwbedrijf. Deze zijn
gevestigd op hetzelfde adres. De contactgegevens zijn de volgende:
- Diestsevest 32 bus 6a te 3000 Leuven;
- Tel. 016 24 70 70 – fax : 016 24 70 79
- E-mail:
Opgelet! Er kunnen geen formulieren afgehaald worden in de kantoren van het
Waarborgfonds. Ze kunnen enkel besteld worden via de daartoe voorziene
procedure:
Vermeldingen op het formulier
De volgende vermeldingen moeten op het formulier worden opgenomen:
- de naam en de voornamen van de
gelegenheidswerknemer, evenals het identificatienummer van de sociale zekerheid
van de werknemer;
- het ondernemingsnummer van de werkgever of van de
gebruiker;
- de hoedanigheid van uitzendkracht, indien van
toepassing;
- de datum van de betreffende tewerkstellingsdag;
- de handtekening van de werkgever of van de
gebruiker.
De werkgever of de gebruiker moeten die vermeldingen optekenen. De eerste 3
vermeldingen moeten uiterlijk op de dag zelf op het gelegenheidsformulier
worden vermeld. De datum moet op het ogenblik zelf worden vermeld en de
handtekening moet na de inschrijving van de datum van de tewerkstellingsdag
worden aangebracht en minstens éénmaal per week.
Sancties
Als de gelegenheidsarbeiders niet in het bezit zijn van een passend
gelegenheidsformulier of wanneer de regels niet worden nageleefd, worden de
bijdragen berekend op de werkelijke lonen en niet op het forfaitair dagloon, en
dit gedurende de rest van het kalenderjaar.
[1] Ministerieel besluit
van 14 oktober 2005, Belgisch Staatsblad van 10 november 2005.
[2] Dankzij een nieuwe
onlinedienst van de RSZ kunnen de werkgevers van de
tuinbouwsector nagaan hoeveel dagen ze reeds opgebruikt hebben
voor hun potentiële werknemer en hoeveel van die 65 dagen die
werknemer nog mag presteren.
Wat is de Green@work?
Dankzij deze onlinedienst van de RSZ kunnen de werkgevers uit de
tuinbouwsector nagaan hoeveel dagen ze reeds opgebruikt hebben
voor hun potentiële werknemer en hoeveel van die 65 dagen die
werknemer nog mag presteren.
Ze kunnen er rechtstreeks toegang tot hebben door het
nationale nummer van de werknemer (of het “bis” nummer voor niet-Belgen die in
het buitenland wonen) in te vullen. Let op: de
werkgever moet de toestemming van de werknemer vragen voordat hij zijn of haar
teller raadpleegt.
Zoals we dit hebben vermeld, bestaan er 2 uitzonderingen op de 65
dagen-regel in de witloof- en de champignonteelt (mogelijkheid om 35 dagen extra
te presteren). De RSZ preciseert dat deze 35
extra dagen voor de witloof- en champignonteelt niet worden
meegeteld in het aantal overgebleven dagen dat u in de teller
van Green@work ziet staan. De teller neemt alleen de 65 basisdagen in rekening.
Dagen die de 65 overschrijden, worden daarentegen wél in rekening gebracht in
het aantal gereserveerde dagen vermeld in Green@work.
Voor meer
informatie, raadpleeg de portaalsite van de RSZ.
Keuze tussen gelegenheidsarbeid of studentenarbeid
Studenten zijn zeer gegeerde krachten om tijdens drukkere periodes het vast
personeel te komen versterken.
Werkgevers uit de land- en tuinbouw kunnen kiezen welk statuut ze geven aan
een student: student of gelegenheidswerker. De werknemer moet niet eerst het
contingent van 475 uren als student opgebruiken. De werkgever doet er wel goed
aan om steeds na te kijken welk van de 2 statuten hem het voordeligst
uitkomt.
Welke arbeids- en loonvoorwaarden gelden voor gelegenheidsarbeiders?
De paritaire comités van de landbouw en van het tuinbouwbedrijf hebben bij
collectieve arbeidsovereenkomsten bepaalde specifieke bepalingen voor
gelegenheidsarbeiders vastgesteld. Die bepalingen hebben onder meer betrekking
op:
- de minimumuurlonen;
- de eindejaarspremie;
- de vakbondspremie;
- de getrouwheidspremie.
U kan al die specifieke bepalingen raadplegen als u in de rubriek Sectoraal
/ Paritaire Comités het nummer van het gewenste paritair comité intikt.
Wat zijn de regels op het vlak van de bedrijfsvoorheffing?
Werknemers die per stuk worden bezoldigd
Voor de inkomsten van werknemers die per stuk worden bezoldigd in de
landbouwsector geldt:
- er wordt bedrijfsvoorheffing ingehouden berekend
tegen het tarief van 11,11%[1] en dit zonder vermindering voor personen
ten laste, bij groepsverzekering….) ;
- ze moeten per werknemer worden vermeld op
fiches 281.10 en worden via het ‘Belcotax-On-Web’ worden
verzonden naar het documentatiecentrum.
Gelegenheidsarbeiders worden belast op hun werkelijk
ontvangen inkomsten van gelegenheidsarbeid, en niet op het
forfaitair dagloon.
Niet per stuk bezoldigde werknemers
Voor werknemers die niet voltijds zijn tewerkgesteld bij andere werkgevers
en die uitsluitend arbeidsprestaties als gelegenheidsarbeider verrichten (maar
niet per stuk worden betaald), moeten de algemene regels voor de berekening van
de bedrijfsvoorheffing worden toegepast.
Voor werknemers die voltijds worden tewerkgesteld door andere werkgevers en
die daarnaast occasioneel arbeidsprestaties verrichten als gelegenheidsarbeider
(maar niet per stuk worden betaald), wordt de ingehouden bedrijfsvoorheffing
berekend op basis van de regels voor toevallig of periodiek en bijkomstig
betaalde vergoedingen en toelagen.
Uitzonderingen
In bepaalde gevallen kan de administratie in overleg met de betrokken
beroepsgroeperingen, forfaitaire grondslagen van aanslag vaststellen voor
bepaalde handels-, ambachts-, landbouw, en tuinbouwactiviteiten[2]. Die akkoorden worden jaarlijks herzien en
stellen de volgende gegevens forfaitair vast :
- het beroepsinkomen van de uitbaters;
- de brutolonen die ze in mindering mogen brengen van
hun inkomsten;
- het tarief van de bedrijfsvoorheffing die op die
forfaitaire lonen dient te worden toegepast.
Gelegenheidsarbeiders die worden tewerkgesteld door producenten die gebruik
maken van die grondslagen van aanslag zijn vrijgesteld van aangifte van die
inkomsten aan de administratie.
De producent moet echter:
- de voorheffing die verschuldigd is op die fictieve
lonen aan de Schatkist storten vóór 15 januari van het jaar dat volgt op het
jaar van betaling of toekenning van de inkomsten;
- de fictieve inkomsten aangeven op een fiche 274.3
en die fiche sturen naar de Ontvanger der Belastingen waarvan hij afhangt;
- de fictieve inkomsten vermelden op een fiche 281.10
waarop het totaal bedrag is opgenomen van de seizoenslonen, alsook de
bedrijfsvoorheffing en, in plaats van de naam van de werknemer, de vermelding
‘globaal verantwoorde seizoenslonen’.
Op de site van de FOD
Financiën kunt u deze akkoorden raadplegen in de taal van het gewest
waarvoor ze werden gesloten.
[1] Com.IB
275/97.1
[2] Art 342 van het WIB
voorziet in die mogelijkheid.
Wat met de hop-, tabak- en teenwilgteelt?
Bepaalde werknemers uit de landbouwsector hoeven niet aan de RSZ te worden
aangegeven. Het gaat hierbij om de werknemers die zijn tewerkgesteld voor het
aanleggen van hopplanten en het plukken van hop, het plukken van tabak, het
kuisen en sorteren van teenwilgen, op voorwaarde dat:
- deze arbeidsprestaties niet meer dan 25 werkdagen per kalenderjaar worden
uitgevoerd;
- die werknemers in de loop van hetzelfde kalenderjaar niet aan de sociale
zekerheid waren onderworpen wegens een activiteit die in diezelfde sectoren
werd uitgeoefend;
- de tewerkstelling plaatsvindt in een afgebakende periode:
- aanleggen en plukken van hop: respectievelijk vanaf 1 april tot 1 juni en
vanaf 25 augustus tot 10 oktober (voor zover deze tewerkstelling in de loop van
de eerstgenoemde periode 8 arbeidsdagen niet overschrijdt);
- plukken van tabak: vanaf 10 juli tot 10 september;
- kuisen en sorteren van teenwilgen: vanaf 1 januari tot 28 februari en vanaf
5 november tot 31 december.
Deze werknemers vallen niet binnen het toepassingsgebied van de
Dimona[1]. De werkgever moet de
indiensttreding en de uitdiensttreding van die werknemers dus niet onmiddellijk
melden.
[1] Koninklijk
besluit van 27 maart 2003, Belgisch Staatsblad van 30 april 2003, 2e
uitgave.
Overzichtstabel
Mogelijke toekomstige wijzigingen…
Tenlasteneming van de kosten van een sociaal secretariaat: in
afwachting
Naar het voorbeeld van wat al bestaat voor de aanwerving van een eerste
werknemer[1] werd in 2007 in een
programmawet opgenomen dat de administratiekosten die werkgevers, die
gelegenheidsarbeiders tewerkstellen die aan het geheel van de
socialezekerheidsregelingen zijn onderworpen, aan een erkend sociaal
secretariaat betalen, ten laste worden genomen door de RSZ[2].
Het principe van deze tegemoetkoming, de betrokken werknemerscategorieën, de
modaliteiten, de bedragen en de periode waarin de tegemoetkoming wordt
toegekend, moeten echter nog bij koninklijk besluit worden vastgesteld en dit
is tot op heden nog altijd niet gebeurd.
Vrijstelling van storting van bepaalde bijdragen: in afwachting
Voor werkgevers die ressorteren onder sectoren die gelegenheidsarbeiders
tewerkstellen die aan het geheel van de socialezekerheidsregelingen onderworpen
zijn, kan een koninklijk besluit ook voorzien in:
- een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van één
of meer basisbijdragen[3];
- een vrijstelling van betaling van de bijdrage van
0,10% voor de risicogroepen[4];
- een vrijstelling van betaling van de bijdrage van
0,05% voor de actieve begeleiding en opvolging van werklozen[5] ;
- een vrijstelling van betaling van de bijdrage van
0,04% voor betaald educatief verlof;
- een afschaffing of een beperking van de
minimumdrempel van prestaties die is vereist om recht te hebben op de
structurele vermindering[6].
De werknemerscategorieën waarop deze maatregelen betrekking hebben, moeten
bij koninklijk besluit worden vastgesteld. Hoewel de inwerkingtreding van deze
bepalingen werd vastgesteld op 1 april 2007, zijn ze in de praktijk dus niet
van toepassing, omdat er tot op heden hierover nog geen koninklijke besluiten
werden goedgekeurd.
[1] Programmawet (I) van
24 december 2002, artikel 345.
[2] Programmawet van 27
april 2007, Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007, 3de uitgave.
[3] Wet van 27 juni 1969,
artikel 17.
[4] Wet van 27 december
2006 houdende diverse bepalingen (I), artikel 188.
[5] Wet van 27 december
2006 houdende diverse bepalingen (I), artikel 192.
[6] Programmawet (I) van
24 december 2002, artikel 332.
Wat zijn de belangrijkste wettelijke referenties?
- Wet van 27 juni 1969, artikel 2/1
- Koninklijk besluit van 28 november 1969, artikel 8bis en 17ter