Steunmaatregelen
Federaal > Structurele vermindering van werkgeversbijdragen
Inhoudstafel - Structurele vermindering van werkgeversbijdragen
- Wat is de structurele vermindering?
- Voor welke werkgevers?
- Voor welke werknemers?
- De drie basiscategorieën
- Hoe wordt het voordeel berekend?
- De berekening van het theoretisch
verminderingsbedrag
- De berekening van het reële verminderingsbedrag
- Welke cumulatie is mogelijk?
- Wat gebeurt er in geval van wijziging van de
juridische structuur van de werkgever?
- Wat doet Securex voor u?
- Wat zijn de belangrijkste wettelijke
referenties?
Wat is de structurele vermindering?
De structurele vermindering is een maatregel tot vermindering van de
patronale basisbijdragen voor de sociale zekerheid.
In het kader van de taxshift werd de structurele vermindering grondig
hervormd, waardoor niet elke werknemer nog het recht op deze vermindering
opent. De idee daarachter is dat nu de normale werkgeversbijdragen door de
taxshift laag genoeg liggen, het niet meer nodig is ze op structurele wijze te
verlagen om concurrentieel te blijven met de buurlanden.
Hoewel de vermindering dus niet meer “automatisch” aan elke werknemer wordt
toegekend, zullen we gemakkelijkheidshalve de benaming structurele vermindering
blijven gebruiken.
Het bedrag van de vermindering varieert in functie van de categorie waartoe
de werknemer behoort, zijn kwartaalloon en het volume van zijn prestaties. Het
wordt met behulp van precieze wiskundige formules berekend.
De structurele vermindering geldt zowel voor arbeiders als bedienden
voor zover ze volledig aan de sociale zekerheid onderworpen
zijn. De vermindering wordt tijdens de volledige duur van de
tewerkstelling toegekend. De werknemer moet bij aanwerving geen enkel
specifiek statuut bezitten op het vlak van leeftijd, werkloosheid,
scholing, ....
Naast de structurele vermindering kan de werkgever
tegelijkertijd gedurende een aantal trimesters een forfaitaire
kwartaalvermindering van de patronale socialezekerheidsbijdragen
krijgen wanneer hij een werknemer in dienst neemt van wie het profiel
beantwoordt aan dat van een doelgroep.
U kan gedetailleerde informatie over de doelgroepverminderingen terugvinden
in de andere fiches van dit dossier "Tewerkstellingsmaatregelen".
Voor welke werkgevers?
De structurele vermindering is in principe van toepassing op alle werkgevers
uit de privé- en de openbare sector. Door echter het profiel van de werknemers
te beperken tot diegenen die aan alle basisregelingen van de sociale zekerheid
onderworpen zijn, zijn sommige werkgevers uit de privésector en vele werkgevers
uit de openbare sector uitgesloten.
Voor welke werknemers?
Principe
Enkel werknemers die onderworpen zijn aan het geheel van de
basisregelingen van de sociale zekerheid[1] komen voor de structurele vermindering in
aanmerking.
Statuut van de werkneme
Het statuut van de werknemer (arbeider, bediende, handelsvertegenwoordiger,
...), de aard en duur van de arbeidsovereenkomst (onbepaalde duur, bepaalde
duur, vervangingsovereenkomst, ...) en het werkrooster (voltijds of deeltijds)
zijn in principe niet belangrijk.
Ondergrens van 27,5%
Indien de werknemer tijdens het kwartaal minder dan 27,5% van de volledige
kwartaalprestaties van een voltijder werkt, zal er geen structurele
vermindering toegekend worden. Deze minimumgrens geldt echter
niet voor:
- werknemers bij een werkgever in het paritair comité
voor de beschutte werkplaatsen[2];
- werknemers bij een werkgever in het paritair comité
nr. 302 (horecasector);
- werknemers die voltijds werken;
- werknemers die minstens met een halftijdse
arbeidsovereenkomst aangeworven worden;
- kunstenaars.
Deze werknemers genieten met andere woorden toch de vermindering, ook al
hebben ze in het betrokken kwartaal minder dan 27,5% van volledige
kwartaalprestaties van een voltijder gepresteerd.
Uitsluitingen
Twee types van werknemers zijn dan ook uitgesloten:
De niet aan de sociale zekerheid onderworpen werknemers
In de privésector kunnen de volgende werknemers geen recht
geven op de structurele vermindering vermits ze, indien bepaalde voorwaarden
vervuld worden, niet aan de sociale zekerheid onderworpen zijn:
- de werknemers die bepaalde prestaties verrichten in
de socio-culturele sector op voorwaarde dat deze prestaties beperkt blijven tot
25 werkdagen per kalenderjaar bij één of meer werkgevers;
- de werknemers die enkel op de dag van een
sportmanifestatie worden tewerkgesteld door de organisatoren voor zover deze
prestaties beperkt blijven tot 25 dagen per kalenderjaar bij één of meer
werkgevers;
- de arbeiders tewerkgesteld bij het aanleggen van
hopplanten, het plukken van hop en tabak en het kuisen en sorteren van
teenwilgen;
- de jobstudenten voor wie de solidariteitsbijdragen
verschuldigd zijn;
- de vrijwilligers van wie de vergoeding een bepaald
bedrag niet overschrijdt;
- het ander huispersoneel dat niet meer dan 8 uur per
week bij één of meer werkgevers werkt (intellectuele prestaties).
Opmerking: De flexi-werknemers komen
evenmin in aanmerking voor de structurele vermindering, omdat op hun loon enkel
een bijzondere socialezekerheidsbijdrage van 25% wordt betaald.
De werknemers die gedeeltelijk onderworpen zijn aan de sociale
zekerheid
In de privésector kunnen de volgende personen geen recht
geven op de structurele vermindering vermits ze, indien bepaalde voorwaarden
vervuld worden, niet aan alle basistakken van de sociale zekerheid onderworpen
zijn:
- de jongeren[3] tot 31 december van het jaar waarin ze de
leeftijd van 18 jaar bereiken;
- de geneesheren in opleiding tot
geneesheer-specialist;
- de betaalde sportbeoefenaars;
- de gelegenheidsarbeiders in de land- en
tuinbouwsector[4];
- de mannen en vrouwen die instaan voor
kinderopvang;
- de kansarme jongeren (KB nr. 499);
- sommige beursstudenten;
- de werknemers die arbeidsprestaties in het raam van
een PWA-/wijkwerk overeenkomst verrichten;
- het academisch personeel van het vrij universitair
onderwijs;
- het personeel van het vrij niet universitair
onderwijs dat een weddetoelage ontvangt;
- het personeel tewerkgesteld door een dienst voor
school- of beroepsopleiding of een PMS-centrum dat een weddetoelage
ontvangt.
In de publieke sector zijn de meeste ambtenaren en
contractuele werknemers niet onderworpen aan alle socialezekerheidsstelsels.
Zij komen dus evenmin in aanmerking voor de vermindering.
[1] Ziekte- en
invaliditeitsverzekering, werkloosheid, pensioenen, arbeidsongevallen en
beroepsziekten en jaarlijkse vakantie.
[2] PC nr. 327
(kengetallen 073, 173 en 273).
[3] In dienst genomen met
een leer- of stageovereenkomst in de middenstand, met een overeenkomst van
industrieel leerlingwezen, met een overeenkomst tot socioprofessionele
beroepsinschakeling of met een arbeidsovereenkomst gedurende de periode van de
deeltijdse leerplicht.
[4] Het gaat om
gelegenheidsarbeiders die tijdens dagen van intense activiteit tewerkgesteld
worden (artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969).
De drie basiscategorieën
Het bedrag van de structurele vermindering varieert onder meer in functie
van de categorie waartoe de werknemer behoort. We onderscheiden drie
basiscategorieën.
Categorie 1: restcategorie
Deze categorie is een restcategorie. Ze omvat immers alle werknemers die
niet tot een andere categorie behoren. Het betreft hoofdzakelijk:
- de werknemers uit de private commerciële
sector;
- de werknemers uit het paritair comité voor de
diensten voor gezins- en bejaardenhulp (PC nr. 318);
- de werknemers uit het paritair comité nr. 327
(enkel de sociale werkplaatsen van de Vlaamse Gemeenschap: RSZ-kengetal
373)
- de werknemers van de Koninklijke Muntschouwburg en
het Paleis voor Schone Kunsten terwerkgesteld onder arbeidsovereenkomst[1].
Categorie 2: Sociale Maribel
Deze categorie omvat alle werknemers van werkgevers die binnen het
toepassingsgebied van de Sociale Maribel vallen, uitgezonderd in het paritair
comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp (PC nr. 318) en de
erkende beschutte werkplaatsen (PC nr. 327, kengetallen 073, 173 en 273).
Het betreft de werknemers van werkgevers in de volgende paritaire comités:
p>
- het PC nr. 319.01 (opvoedings- en
huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap) en het PC nr.
319.02 (opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Franse
Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap);
- het PC nr. 329.01 (socio-culturele sector van de
Vlaamse Gemeenschap), het PC nr. 329.02 (socio-culturele sector van de Franse
en de Duitstalige Gemeenschap en van het Waalse Gewest) en het PC nr. 329.03
(federale en bicommunautaire socio-culturele organisaties);
- het PC nr. 330 (gezondheidsinrichtingen en
-diensten), met uitzondering van het subcomité voor de tandprothesen;
- het PC nr. 331 (Vlaamse welzijns- en
gezondheidssector);
- het PC nr. 332 (Franstalige en Duitstalige
welzijns- en gezondheidssector).
Categorie 3: beschutte werkplaatsen
Deze categorie omvat alle werknemers van erkende beschutte werkplaatsen in
het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen (PC’s nr. 327.01, 02 en 03:
kengetallen 073, 173, 273), met uitzondering van de sociale werkplaatsen van de
Vlaamse Gemeenschap (RSZ-kengetal 373).
Deze categorie wordt opgesplitst in 2 subcategorieën:
- werknemers die onderworpen zijn aan de
loonmatigingsbijdrage. Het gaat hier om de valide werknemers
tewerkgesteld in de beschutte werkplaatsen;
- werknemers die niet onderworpen zijn aan de
loonmatigingsbijdrage. Het betreft in casu de mindervalide
werknemers tewerkgesteld in de beschutte werkplaatsen. Deze laatste
subcategorie zullen we omwille van het gebruiksgemak categorie
3bis noemen.
[1] Vanaf het 2de
kwartaal 2016.
Hoe wordt het voordeel berekend?
De structurele vermindering wordt in 2 stappen berekend. Eerst wordt het
theoretische verminderingsbedrag berekend, vertrekkend van de
hypothese dat de werknemer volledige voltijdse prestaties geleverd heeft.
Daarna wordt het reële verminderingsbedrag waarop de werknemer
recht geeft, berekend.
Voor voltijders met volledige kwartaalprestaties is het reële
verminderingsbedrag uiteraard gelijk aan het theoretische verminderingsbedrag.
Werknemers met deeltijdse en/of onvolledige prestaties genieten een
proportionele vermindering, evenwel met een correctie die
varieert naargelang de prestaties hoger of lager zijn dan 80%, 55% of 27,5% van
volledige kwartaalprestaties van een voltijder.
U vindt de berekeningsformules in de volgende vragen.
De berekening van het theoretisch verminderingsbedrag
De formule
De formule om het theoretisch verminderingsbedrag van de structurele
vermindering te berekenen, is: R = F +
(a x (SO – S)) +
(d x (W - S1)
Naast het loon van de werknemer, hangt het theoretisch bedrag van de
structurele vermindering af van drie bedragen:
- een forfaitair basisbedrag (F). Sinds 1 januari 2018 geldt
dit forfait enkel nog voor de werknemers van categorie 2 en
3bis. Voor categorie 1 en 3 werd het tot 0 herleid.
- een supplement voor de lage en middenlonen (SO). Het
supplement vermindert naarmate het refertekwartaalloon (S)[1] het loonplafond nadert. Voor de berekening wordt de
coëfficiënt (a) gebruikt. Het resultaat van de berekening (SO - S) mag niet
lager dan 0 zijn.
- een supplement voor de hogere lonen (S1). Het supplement
vermindert naarmate het effectieve kwartaalloon (W)[2] van de werknemer het loonplafond nadert. Voor de
berekening wordt de coëfficiënt (d) Het resultaat van de berekening (W - S1)
mag nooit lager dan 0 zijn. Dit supplement wordt sinds 1 januari 2018
enkel nog voor categorie 2 gebruikt.
Al deze parameters verschillen van categorie tot categorie.
Parameters van toepassing vanaf 1 januari 2022
Opmerking: Zoals u kan zien, zijn zowel in categorie 1 als
categorie 3 het forfaitair basisbedrag als het supplement voor de hoge lonen op
0 gebracht. Hierdoor wordt er in deze categorieën enkel nog een vermindering
toegekend aan werknemers met een laag- of middenloon.
[1] Het
refertekwartaalloon (S) is het loon dat de werknemer in het kwartaal verdiend
heeft wanneer hij volledige kwartaalprestaties verricht heeft. Indien hij
deeltijds werkt en / of onvolledige prestaties verricht heeft, wordt op basis
van het reële kwartaalloon een hypothetisch refertekwartaalloon berekend, alsof
hij volledige voltijdse kwartaalprestaties geleverd zou hebben.
[2] Het effectieve
kwartaalloon (W) is het loon dat de werknemer effectief verdiend heeft op basis
van zijn reële kwartaalprestaties. Voor werknemers
voor wie een eindejaarspremie betaald wordt door een derde (bv. een fonds voor
bestaanszekerheid), wordt het kwartaalloon (W) voor het 4de kwartaal verhoogd
met 25%. In afwijking daarvan bedraagt de verhoging slechts 15% voor de erkende
uitzendkantoren en dit tijdens het 1ste kwartaal. Na deze verhoging wordt W
afgerond tot op de hogere eurocent waarbij 0,005 euro wordt afgerond naar 0,01
euro.
De berekening van het reële verminderingsbedrag
In een tweede fase wordt dan op basis van het theoretisch
verminderingsbedrag (R) het reële verminderingsbedrag berekend. Hiervoor wordt
de volgende formule gebruikt: Ps = R x µ x
b
µ is de prestatiebreuk van de prestaties tijdens de tewerkstelling: het
drukt de verhouding uit tussen het aantal effectieve arbeidsdagen (of -uren)
van de werknemer tijdens de tewerkstelling enerzijds en het aantal mogelijke
werkdagen (of -uren) voor een voltijder met volledige prestaties tijdens het
kwartaal anderzijds. Voor een voltijder met volledige kwartaalprestaties is m
bijgevolg gelijk aan 1.
b is de
multiplicatiefactor. Deze verschilt naargelang de tewerkstelling van een
werknemer bij dezelfde werkgever tijdens een kwartaal:
- de som van alle tewerkstellingen van een werknemer
bij dezelfde werkgever tijdens een kwartaal, µ(glob), groter of gelijk
is aan 0,80, dan is b = 1/µ. Concreet zal voor een tewerkstelling op
kwartaalbasis groter dan 80% het verminderingsbedrag gelijk zijn aan dat van
een voltijder met volledige kwartaalprestaties;
- de som van alle tewerkstellingen van een werknemer
bij dezelfde werkgever tijdens een kwartaal, µ(glob), groter of gelijk
is aan 0,55 en kleiner dan 0,80, dan is b = 1,18 + ((µ(glob) –
0,55)*0,28). Concreet wordt het bedrag van de vermindering geleidelijk aan
vermeerderd;
- de som van alle tewerkstellingen van een werknemer
bij dezelfde werkgever tijdens een kwartaal, µ(glob), groter of gelijk
is aan 0,275 en kleiner dan 0,55, dan is b = 1,18. Concreet bedraagt
het voordeel 18% voor de deeltijdse/onvolledige prestaties tot 55% van een
voltijdse tewerkstelling;
- de som van alle tewerkstellingen van een werknemer
bij dezelfde werkgever tijdens een kwartaal, µ(glob), kleiner is dan
0,275, dan is b = 0. Concreet zal er in dit geval geen structurele
lastenverlaging zijn. Dit minimum geldt echter niet voor bepaalde werknemers. In deze hypotheses zal
de multiplicator dus opnieuw 1,25 zijn.
Het reële verminderingsbedrag Ps mag nooit hoger zijn dan het theoretische
verminderingsbedrag R.
Welke cumulatie is mogelijk?
De structurele vermindering is enkel cumuleerbaar met de voordelen van de
Sociale Maribel en de federale of regionale verminderingen van de patronale
basisbijdragen (ook 'doelgroepverminderingen' genaamd), zoals deze voor :
- eerste aanwervingen;
- oudere werknemers;
- jonge werknemers (enkel nog in het Vlaams);
- collectieve arbeidsduurvermindering en
vierdagenweek;
- vast personeel in de horeca;
- …
Indien een werknemer voor een zelfde tewerkstelling aan de voorwaarden voor
meer dan één doelgroepvermindering voldoet, kan zijn werkgever toch slechts
één enkele doelgroepvermindering per tewerkstelling genieten.
Concreet zal de werkgever hier de meest voordelige doelgroepvermindering kunnen
kiezen.
Het totale bedrag van de lastenvermindering (structurele vermindering en
doelgroepvermindering samen) mag niet hoger zijn dan de verschuldigde patronale
basisbijdragen voor de tewerkstelling van de werknemer[1]. Indien dat toch het geval is, zal eerst de
doelgroepvermindering en daarna de structurele vermindering verminderd worden.
Wanneer er geen doelgroepvermindering is, zal onmiddellijk de structurele
vermindering gelimiteerd worden tot het totale bedrag van de verschuldigde
patronale basisbijdragen.
Voor de rechthebbenden op de sociale Maribel[2] zullen de
verschuldigde bijdragen eerst worden verminderd met het bedrag van de
vermindering in het kader van de sociale Maribel (behalve voor de beschutte
werkplaatsen: PC nr. 327.01, 02 en 03, kengetallen 073, 173 en 273) en pas
daarna met de doelgroepvermindering en de structurele vermindering.
Wanneer de structurele vermindering met de Sociale Maribel gecumuleerd
wordt, zal het bedrag van de verschuldigde patronale basisbijdragen eerst
verminderd worden met de voordelen van de Sociale Maribel.
Cumulatie met tewerkstellingsmaatregelen die geen vermindering van de
werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid inhouden (bijvoorbeeld de activering
van de werkloosheidsbijdragen, de werkbonus, bepaalde gewestelijke premies,
...) is eveneens mogelijk.
[1] Er wordt geen
rekening gehouden met de loonmatigingsbijdrage.
[2] Bepaalde werknemers komen niet in aanmerking voor de sociale Maribel.
Bijgevolg zal de sociale Maribel niet in mindering gebracht worden van de
werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid wanneer de werkgever bepaalde
doelgroepverminderingen geniet. U vindt hier meer informatie (neem een kijkje onder de uitleg
over de cumulaties).
Wat gebeurt er in geval van wijziging van de juridische structuur van de werkgever?
Wanneer de werkgever, natuurlijk of rechtspersoon, zijn activiteit stopzet,
worden de verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen die hij geniet in
principe ook beëindigd, zelfs indien de onderneming met personeel aan een
nieuwe werkgever (juridische entiteit) die de rechten en plichten overneemt,
overgedragen werd.
In bepaalde, strikte hypotheses van wijziging van de juridische
structuur van de werkgever kunnen de doelgroepverminderingen echter behouden
blijven[1].
In het geval van de structurele vermindering stelt dit probleem zich
eigenlijk niet. Wanneer de nieuwe werkgever en de werknemer aan de voorwaarden
beantwoorden, zal de vermindering immers automatisch toegekend worden.
[1] Programmawet
van 27 december 2004.
Wat doet Securex voor u?
Deze zeer technische patronale lastenvermindering wordt door het Sociaal
Secretariaat Securex automatisch voor zijn klanten berekend en aan de RSZ
aangegeven.
Meer informatie vindt u op de website van de RSZ, waar u eveneens een macro kan
downloaden om de structurele vermindering van de sociale lasten voor elke
werknemer zelf te berekenen.
Wat zijn de belangrijkste wettelijke referenties?
- Programmawet van 24 december 2002 (I), zoals gewijzigd door de wet van 26
december 2015
- Programmawet van 22 december 2003
- Koninklijk besluit van 16 mei 2003, zoals gewijzigd door het koninklijk
besluit van 31 mei 2016