Loon
Loon > 2. Het bedrag van het loon
Lees eerst even dit…
Het loon is een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst. Het wordt
in verschillende regelgevingen aangehaald, maar meestal slechts vaag
omschreven. Het loonbegrip en de inhoud ervan kan veranderen naargelang de
regelgeving waarin het begrip gebruikt wordt[1].
Net zoals voor de definiëring van het begrip loon, moet men ook voor de
bepaling van de hoogte van het loon verschillende rechtsbronnen naast elkaar
leggen. Zowel nationale als sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten kunnen
een gewaarborgd minimum maandinkomen bepalen. Maar ook op ondernemingsvlak kan
een barema vastgelegd worden.
In deze fiche geven wij u een overzicht van de belangrijkste principes die
in acht genomen moeten worden voor het bepalen van de hoogte van het loon en de
evolutie van het loon na indiensttreding. Daarnaast lichten we ook het verschil
tussen bruto- en nettoloon toe, met een overzicht van de kost voor de werkgever
en de verschillende verminderingen en mogelijkheden tot optimalisering.
Voor
meer info over de bescherming van het loon en enkele algemene principes
(begrip, betalingsmodaliteiten…), raadpleeg onze fiche “
Loon - 1. Algemene principes”.
[1] Het enkel
vakantiegeld, bijvoorbeeld, wordt voor de inhouding van de
socialezekerheidsbijdragen gezien als loon, daar waar het niet onder het begrip
loon van de loonbeschermingswet van 12 april 1965 valt.
Wat is loon?
Een vage en tegelijk meervoudige definitie
De arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 geeft geen omschrijving van het
begrip loon. De loonbeschermingswet van 12 april 1965 dan weer wel, maar deze
omschrijving heeft slechts betekenis voor de loonbeschermingswet zelf en de
wetgeving die ernaar verwijst (bijvoorbeeld de RSZ-wetgeving).
Het loonbegrip dat gehanteerd wordt voor het bepalen van de opzegvergoeding,
de berekening van het dubbel vakantiegeld, de bescherming tegen loonbeslag,… is
in al die gevallen verschillend. Bij gebrek aan een duidelijke definitie vallen
we dan ook meestal terug op beslissingen uit de rechtspraak om er een
invulling aan te geven.
De meest gehanteerde algemene definitie van het begrip loon is dat het de
tegenprestatie is van arbeid die in uitvoering van een
arbeidsovereenkomst wordt verricht. Maar deze definitie, die voortvloeit
uit (Cassatie)rechtspraak, blijft heel vaag. Men zou er eigenlijk moeten van
uitgaan dat alles wat een onderneming aan een werknemer toekent een
tegenprestatie is voor de geleverde arbeid. Is dat niet het geval, dan is er
sprake van een vrijgevigheid en dient het vrijgevig karakter bewezen te worden
om vrijgesteld te zijn van sociale bijdragen en belastingen.
Een lijst om het u gemakkelijk te maken
Rekening houdend met het feit dat het loonbegrip varieert naargelang de
reglementering, hebben wij een lijst opgesteld met de belangrijkste
reglementeringen die een loonbegrip hanteren en wat zij daar respectievelijk
onder verstaan.
"Ja" betekent dat het element onder het loonbegrip valt.
"Neen" betekent dat het element niet onder het loonbegrip valt.
|
Loon-beschermingswet |
RSZ |
Dubbel vakantiegeld |
Opzeg-vergoeding |
Bedrijfsvoor-heffing |
Vast loon |
Ja |
Ja |
Ja |
Ja |
Ja |
Variabel loon (commissie, premies, bonussen
enz.) |
Ja |
Ja |
Ja |
Ja |
Ja |
Terugbetaling kosten |
Ja |
Neen |
Neen |
Neen |
Neen |
Eindejaarspremie |
Ja |
Ja |
Neen |
Ja |
Ja |
Privégebruik gsm, laptop |
Ja |
Ja |
Ja |
Ja |
Ja |
Privégebruik bedrijfswagen |
Ja |
Neen |
Neen |
Ja |
Ja |
Andere voordelen in natura |
Ja |
Ja |
Ja |
Ja |
Ja |
Vervoerskosten privé-vervoer |
Ja |
Neen |
Neen |
Neen |
Ja |
Vervoerskosten sociaal abonnement |
Neen |
Neen |
Neen |
Neen |
Neen |
Mobiliteitsvergoeding |
Ja |
Neen |
Neen |
Neen |
Neen |
Fietsvergoeding |
Ja |
Neen |
Neen |
Neen |
Neen |
Opzegvergoeding |
Ja |
Ja |
Neen |
Neen |
Ja |
Beschermingsvergoeding OR, CPBW of
vakbondsafgevaardigden |
Ja |
Ja |
Neen |
Neen |
Ja |
Enkel vakantiegeld |
Neen |
Ja |
Ja |
Ja |
Ja |
Dubbel vakantiegeld |
Neen |
Neen |
Neen |
Ja |
Ja |
Maaltijdcheques |
Ja |
Neen |
Neen |
Ja |
Neen |
PC privé-plan |
Ja |
Neen |
Neen |
Neen |
Neen |
Ecocheques |
Ja |
Neen |
Neen |
Ja |
Neen |
Loonbonus |
Neen |
Neen |
Neen |
Neen |
Neen |
Werkgeversbijdragen in de groepsverzekering |
Ja |
Neen |
Neen |
Ja |
Neen |
Hospitalisatieverzekering |
Ja |
Neen |
Neen |
Ja |
Neen |
Hoe wordt de hoogte van het aanvangsloon bepaald?
In België wordt de hoogte van de lonen bepaald door de sociale partners. De
overheid komt hier in principe niet in tussen (zie evenwel de vraag “Hoe
evolueert het loon na indiensttreding?/Loonmatiging”
span>).
De spelers in het sociaal overleg hebben verschillende niveaus waarbinnen
zij beslissingen kunnen nemen. Het is dus belangrijk om op elk van deze niveaus
te gaan kijken wat er bepaald werd. Enkel zo kan men het aanvangsloon correct
bepalen.
Op individueel niveau
In eerste instantie bepalen de werknemer en de werkgever samen het loon
waartegen de werknemer zal werken. Er zijn echter enkele minimumnormen die
gerespecteerd moeten worden. Deze worden hierna aangehaald.
Op nationaal niveau
De Nationale Arbeidsraad (NAR) bepaalt in CAO nr. 43 het nationaal gemiddeld
minimum maandinkomen (GMMI) dat gerespecteerd moet worden bij een voltijdse
tewerkstelling van een werknemer van 18 jaar of ouder. Deze collectieve
arbeidsovereenkomst bepaalt eveneens wat het GMMI inhoudt en hoe het
geïndexeerd wordt. Deze regels zijn echter suppletief.
De sectoren kunnen ervan afwijken indien zij zelf een
andere invulling geven aan het GMMI of een andere manier van indexatie
overeenkomen. Door de afschaffing van de degressieve jongerenlonen sinds 1
januari 2015 mogen de sectoren echter geen lagere percentages van het GMMI meer
voorzien voor jongere werknemers. Voor studenten kunnen de sectoren daarentegen
wel nog specifieke lonen voorzien. Voor meer info over de vaststelling van het
loon van een student, raadpleeg onze fiche “Studenten - 1. De
studentenovereenkomst”.
Bij gebrek aan een CAO op sectorvlak die hiervan afwijkt, is het nationaal
GMMI wel bindend voor werkgever en werknemers. CAO nr. 43 werd
namelijk door een koninklijk besluit algemeen verbindend verklaard. De actuele
bedragen van het GMMI kunnen worden geraadpleegd in onze sociolist (in de rubriek Sociaal > Sleutelbedragen).
Een deeltijdse werknemer heeft recht op hetzelfde GMMI als
een voltijder, maar dan wel herrekend in verhouding tot zijn of haar
arbeidsduur in de onderneming. Voor meer info over de vaststelling van het loon
van een deeltijdse werknemer, raadpleeg onze fiche “Deeltijdse
arbeid- Praktische vragen”.
Op sectorniveau
Naast een sectoraal GMMI (zie hierboven) kunnen de sociale partners ook
volledige barema’s overeenkomen. Deze worden dan
gekoppeld aan een functieclassificatie zodat men de werknemers
kan inschalen in de baremastructuur.
Dit maakt het mogelijk om rekening te houden met de bijzonderheden van elke
sector. Naargelang het opleidingsniveau, de moeilijkheidsgraad of de mate
waarin de werknemer verantwoordelijkheden heeft, worden dan verschillende
categorieën gecreëerd en een loon per categorie voorzien.
Opgelet! Indien er een sectoraal GMMI (zie hierboven)
bepaald werd en het minimumloon van het sectorbarema lager is, moet het
sectoraal GMMI steeds gerespecteerd worden. Bij gebrek aan sectoraal GMMI,
dient het nationaal GMMI als minimumnorm.
Op ondernemingsvlak
Bovenstaande regels zijn minimumnormen, dit wil zeggen dat men nog steeds
een loon kan betalen dat hoger ligt.
Er kunnen ook op dit niveau vaste structuren vastgelegd worden om een
transparante loonpolitiek te garanderen. Zo kan een onderneming een eigen
“huisbarema” opstellen, zolang het de minimumnormen maar respecteert. Men kan
ook het (hoger) sectorbarema van een ander paritair comité volgen, indien men
dit zou wensen.
Op ondernemingsvlak kunnen ook gebruiken ontstaan die na
verloop van tijd bindend worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor het
langdurig toekennen van een eindejaarspremie.
Om bindend te worden, moet het voordeel permanent, op vaste wijze[1] en algemeen worden toegekend. Zo
kan een bonus die ieder jaar aan de werknemers binnen een bepaalde
functiecategorie wordt toegekend, gezien worden als een gebruik. De werkgever
zal dan ook verplicht zijn om deze bonus toe te kennen, ook al werd deze niet
opgenomen in de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement of een collectieve
arbeidsovereenkomst.
[1] De berekeningsbasis
van het voordeel dient constant te zijn.
Wanneer is het gemiddeld maandelijks minimuminkomen gewaarborgd?
Principe
Het GMMI is een minimuminkomen dat moet gerespecteerd worden op
jaarbasis. Het is pas op het einde van het jaar of bij vertrek in de
loop van het jaar dat nagekeken moet worden of dit minimum gerespecteerd
werd.
Hiervoor houdt men rekening met al het loon in geld en in
natura dat men gekregen heeft en dat verband houdt met de “normale
arbeidsprestaties”. Ook de premies (eindejaarspremie, variabel loon…) worden in
aanmerking genomen. Indien men bijvoorbeeld huisvesting toekent, mag de waarde
van dit voordeel afgetrokken worden van het GMMI.
Indien zou blijken dat de werknemer niet het minimuminkomen gekregen heeft
waar hij recht op had, dient men het verschil bij te passen. Dit bedrag is
onderworpen aan RSZ-bijdragen.
Indien de werknemer geen volledig jaar heeft gewerkt, wordt het
minimuminkomen geproratiseerd volgens de gewerkte maanden.
Dezelfde redenering geldt voor een maand die de werknemer niet volledig
gepresteerd heeft.
Het nationaal GMMI wordt geïndexeerd op hetzelfde ogenblik
en op dezelfde wijze als de lonen van de publieke sector en de sociale
uitkeringen.
Opgelet! Deze regels gelden niet voor het minimumbarema dat
op sectorniveau wordt vastgelegd. Dat zijn bedragen die de werknemers ook
effectief in handen moeten hebben op het einde van de maand. Voor meer info
over de aanrekening van voordelen in natura op het sectoraal minimumloon, klik
hier.
Uitgesloten uit het GMMI
Volgende bedragen en voordelen mogen volgens CAO nr. 43 expliciet niet in
rekening worden gebracht:
- het overloon;
- de sluitingsvergoeding;
- de opzegvergoeding;
- de uitwinningsvergoeding;
- de terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever;
- de vergoeding woon-werkverkeer;
- de voordelen in de vorm van arbeidsgereedschap- of kledij evenals de
vergoedingen hiervoor;
- de syndicale premie;
- de zegels toegekend door het fonds voor bestaanszekerheid;
- het gewaarborgd loon ten belope van 60% voor de tweede periode van zeven
dagen arbeidsongeschiktheid van de arbeider;
- het verschaffen van eetmalen beneden de kostprijs in het
bedrijfsrestaurant;
- de aanvullende vergoedingen bij werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of
vakantie;
- de loonbonus.
Ook het vakantiegeld (zowel enkel als dubbel) mag niet in aanmerking worden
genomen om te berekenen of het GMMI gerespecteerd werd.
GMMI op sectorniveau
Ieder paritair comité heeft de mogelijkheid om zelf te bepalen wat er al dan
niet in het GMMI vervat zit. Zo heeft de sector van de textielverzorging
bijvoorbeeld bepaald dat er geen rekening gehouden wordt met de
eindejaarspremie.
Ook het moment en de manier van indexeren kunnen de sociale partners zelf
vastleggen op het niveau van het paritair comité. Dikwijls wordt dan ook
bepaald dat het sectoraal GMMI samen met de lonen van de sector wordt
geïndexeerd.
Wij raden u dus aan om steeds na te gaan of er op niveau van uw paritair
comité iets bijzonders overeengekomen werd omtrent het GMMI. Klik hier om deze bedragen te raadplegen.
Wat zijn de starterslonen?
Werkgevers kunnen vanaf nu het loon van hun jonge werknemers zonder
werkervaring onder bepaalde voorwaarden verminderen. De betrokken
werknemers ontvangen een toeslag die vrijgesteld is van
belastingen en sociale bijdragen, als compensatie voor deze vermindering. Voor
meer informatie, raadpleeg onze fiche over de startbaanovereenkomsten in ons Dossier Contracten –
Clausules.
Hoe evolueert het loon na indiensttreding?
Eens het aanvangsloon is vastgesteld, blijft dit nominale bedrag uiteraard
niet constant hetzelfde. Het loon moet evolueren om dezelfde
koopkracht te garanderen. Zo niet dreigt de inflatie deze uit te
hollen.
Los daarvan spreekt het voor zich dat het loon ook een motivatiemiddel is.
Door een loonsverhoging krijgen de werknemers ook extra
koopkracht.
Daarnaast kan het loon ook nog stijgen omdat de werknemer in de loop van de
arbeidsovereenkomst meer ervaring heeft verworven. Of omdat hij ondertussen een
hogere functie met meer verantwoordelijkheden aangenomen heeft.
Opgelet! Loonsverhogingen mogen in ons land niet
ongelimiteerd worden toegekend. Om onze concurrentiepositie ten opzichte van
onze buurlanden te bewaren, wordt soms een loonstop of loonmatiging ingevoerd
door de sociale partners of indien nodig, door de wetgever.
Indexering
In België is er voor de meeste werknemers een automatische koppeling van de
lonen aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen. Dit is
nochtans niet voorzien in een wet op nationaal niveau. Iedere
sector bepaalt zelf het indexmechanisme dat ze wenst te hanteren via
collectieve arbeidsovereenkomsten. Deze mechanismen kunnen verschillende vormen
aannemen die hierna besproken zullen worden. (Zie de vraag “Welke soorten indexeringen bestaan er?”)
Voor de sectoren waar geen eigen
barema’s bestaan, geldt het GMMI als minimumloon en ook dat wordt automatisch
geïndexeerd. De lonen die hoger zijn dan het toepasselijk barema of de lonen
die buiten de baremastructuren vallen (bijvoorbeeld voor
kaderpersoneel), worden niet steeds automatisch geïndexeerd (dit hangt af van
de sector), maar deze zogenaamde effectieve lonen kunnen eventueel wel deel
uitmaken van een indexeringsmechanisme op ondernemingsvlak.
Evolutie in het barema
De meeste baremastructuren bevatten een automatische evolutie volgens
ervaring. De werknemer krijgt op die manier op geregelde tijdstippen (meestal
ieder jaar) een hoger loon om de beroepservaring te waarderen
die hij heeft opgedaan sinds de initiële indiensttreding.
Vroeger gebeurde dit op basis van leeftijd (zowel de inschaling als de
evolutie in het barema), maar volgens de Belgische en Europese
antidiscriminatiewetgeving is het verboden om een subjectief onderscheid te
maken op basis van leeftijd.
Wanneer men een andere functie in de onderneming gaat uitoefenen, kan dit
gepaard gaan met een wijziging van categorie in de functieclassificatie. Ook
dit kan een evolutie in het barema tot gevolg hebben, maar dan een horizontale
verschuiving. De werknemer verandert dan wel van categorie, maar behoudt
hetzelfde aantal jaren ervaring.
Voorbeeld: Een barman (categorie V) met 3 jaar ervaring in
een restaurant wordt gepromoveerd tot verantwoordelijke barman (categorie VI).
Hij blijft ingeschaald op hetzelfde aantal jaar ervaring, maar zijn barema zal
hoger zijn omdat hij naar een hogere categorie springt.
Loonsverhoging
Een loonsverhoging wordt conventioneel overeengekomen. Dit gebeurt op
sectorniveau tussen de sociale partners, maar uiteraard ook op
individueel niveau tussen werknemer en werkgever. In
tegenstelling tot de indexaties, die automatisch gebeuren, moet over iedere
verhoging onderhandeld worden.
Meestal worden verhogingen die voor de hele sector gelden, opgenomen in de
tweejaarlijkse tewerkstellingsakkoorden. Wanneer deze akkoorden bij koninklijk
besluit algemeen verbindend worden verklaard, moeten deze loonsverhogingen door
iedereen in de sector worden toegepast, zelfs indien op individueel of
ondernemingsniveau al eerder een andere verhoging overeengekomen was. Soms
wordt wel toegestaan dat de reeds toegekende voordelen in rekening worden
gebracht. In dergelijk geval moet enkel het saldo nog toegekend worden.
Voorbeeld: Onderneming X behoort tot het paritair comité
nr. 200. De onderneming sloot in de loop van de maand mei een collectieve
arbeidsovereenkomst waarin vanaf juli een verhoging van 15 euro per maand wordt
toegekend aan alle bedienden. In juli wordt echter ook het
tewerkstellingsakkoord gesloten in het paritair comité nr. 200 en hierin wordt
voorzien in een verhoging van 18 euro vanaf januari van het volgende jaar. In
principe moeten beide verhogingen (15 euro + 18 euro) worden toegepast. Enkel
indien het tewerkstellingsakkoord voorziet dat de reeds toegekende verhogingen
op ondernemingsvlak verrekend mogen worden met de 18 euro, kan een cumul
vermeden worden. In dat geval moet er vanaf januari van het volgende jaar nog 3
euro extra worden toegekend per maand aan iedere bediende, en dus niet de
volledige 33 euro.
Om te vermijden dat men tweemaal een loonsverhoging zou moeten betalen,
raden wij aan om telkens het resultaat van de tewerkstellingsakkoorden
af te wachten vooraleer op ondernemingsvlak loonsverhogingen toe te
kennen.
Loonmatiging
Sinds 1996 leggen de sociale partners een maximale
loonkostontwikkeling vast in het tweejaarlijks interprofessioneel akkoord. Dit
heeft als doel onze concurrentiepositie ten opzichte van onze buurlanden te
vrijwaren. Men wil voorkomen dat de lonen in ons land de pan zouden uit swingen
en arbeid in het buitenland veel goedkoper zou zijn. De marge voor deze
loonkostontwikkeling wordt vastgelegd rekening houdend met de adviezen van de
Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Deze laatste
verzamelt gegevens uit binnen- en buitenland (verwachte inflatie enz.) en maakt
vervolgens de berekening van de beschikbare marge voor de
loonkostontwikkeling.
In het verleden heeft de overheid al enkele keren het heft
in eigen handen genomen omdat de sociale partners er niet uit geraakten of
omdat ze er niet in slaagden de loonkost te matigen wanneer dit nodig was
(bijvoorbeeld na de oliecrisissen in de jaren ’70 en een tweede keer halverwege
de jaren ‘90). Ook voor de jaren 2011-2012 en 2013-2014 heeft de regering de
loonnorm vastgelegd via een koninklijk besluit.
Voor de periode 2015-2016 hernam de regering de maatregelen die opgenomen
werden in het akkoord van de sociale partners (zonder het ABVV). Hierin werd
afgesproken dat er in 2015 geen loonsverhogingen mochten komen (loonnorm van
0%) en in 2016 slechts een beperkte loonsverhoging van maximum 0,8%, waarvan
maximum 0,5% bruto (patronale lasten inbegrepen) en maximum 0,3% netto.
Voor de periode 2017-2018 zijn de sociale partners er wel in geslaagd een
interprofessioneel akkoord te sluiten. Daarin werd afgesproken dat de loonnorm
voor deze periode maximum 1,1% bedraagt.
Voor de periode 2019-2020 bedroeg de beschikbare marge ook
1,1% bedragen.
Voor de periode 2021-2022 werd een beschikbare marge van
0,4% vooropgesteld. Het is momenteel nog niet duidelijk of deze marge zal
kunnen worden toegepast.
De overschrijding van de loonnorm kan tot administratieve geldboetes leiden.
De controle gebeurt door de dienst Toezicht op de sociale wetten.
Welke soorten indexeringen bestaan er?
Basisbegrippen
Iedere sector bepaalt haar eigen indexmechanisme. Om te kunnen spreken over
de verschillende soorten indexeringen is het belangrijk eerst enkele begrippen
uit te leggen.
Spilindex
De spilindex is een vooraf vastgelegde grens die een marge creëert voor het
toepassen van de indexering. Iedere sector kan deze spilindexen vastleggen.
Wanneer deze overschreden worden, vindt er een indexatie plaats. Dit moet
voorkomen dat men moet indexeren van zodra er inflatie is, er moet eerst een
bepaald grensbedrag (de spilindex) overschreden worden.
Voorbeeld: In de sector van de internationale handel,
vervoer en logistiek (paritair comité nr. 226) indexeert men op een variabel
tijdstip, met een vast percentage. Om dit tijdstip van indexatie te bepalen,
werkt men met stabilisatieschijven en een spilindex. De minimum- en
maximumwaarden per stabilisatieschijf bedragen respectievelijk 1,4%
onder en boven de spilindex. Zo wordt dus een tabel samengesteld:
Enz.
Wanneer in het paritair comité nr. 226 het indexcijfer de waarde van de
spilindex bereikt, vindt er een indexatie van 1,4% plaats. Vanaf dat moment wordt
de overschreden spilindex van de stabilisatieschijf waarin men zich bevindt de
minimumgrens van de volgende schijf. De maximumgrens wordt op haar beurt de
nieuwe spilindex.
Dit systeem belet dus dat er een indexatie plaats vindt vanaf het moment dat
er inflatie is. Het indexcijfer moet eerst de waarde van de spilindex
bereiken.
Afgevlakte index
De afgevlakte index is het gemiddelde van de indexcijfers van de vier
laatste maanden. De indexcijfers die gebruikt worden in de indexmechanismen van
de sectoren zijn altijd afgevlakte indexcijfers. Dit is nog een gevolg van het
overheidsingrijpen begin jaren ’80. Sindsdien zorgt de afgevlakte index voor
een lichtjes uitgestelde indexering. Doordat men een gemiddelde neemt, vlakt
men de inflatie namelijk een beetje af.
Voorbeeld: In december 2020 bedroeg het
gezondheidsindexcijfer 109,88. Bij de berekening van de indexatie zal men hier
echter geen rekening mee houden, maar wel met de afgevlakte gezondheidsindex
die op dat moment 107,72 bedroeg.
Deze afgevlakte gezondheidsindex wordt bekomen door het rekenkundig
gemiddelde van de gezondheidsindex van de laatste 4 maanden te nemen, en dit te
vermenigvuldigen met 0,98[1].
Gezondheidsindex
De index die sinds 1994 gebruikt wordt, is de gezondheidsindex. Deze
fictieve “korf” van courante gebruiksgoederen bevat geen tabak, alcohol,… opdat
de prijs van deze “ongezonde” goederen geen invloed zouden hebben op de
indexering van de lonen.
Voorbeeld: In december 2020 bedroeg het indexcijfer van de
consumptieprijzen 109,49. Het gezondheidsindexcijfer daarentegen, bedroeg
109,88 (afgevlakte gezondheidsindex = 107,72). Bij de indexatie van de lonen
houden we nooit rekening met het indexcijfer van de consumptieprijzen, maar
enkel met de afgevlakte gezondheidsindex.
Indeling
In het gamma van bestaande indexmechanismen kunnen we twee grote indelingen
maken:
- indexeringen met een vast percentage op een variabel moment;
- indexeringen met een variabel percentage op een vast moment.
Hieronder worden beide soorten toegelicht met een voorbeeld.
Indexeringen met een vast percentage
Bij dit mechanisme wordt het loon met een vast percentage geïndexeerd nadat
de spilindex overschreden werd. Dit laatste is een variabel element, gezien men
niet op voorhand weet wanneer deze overschrijding zal plaatsvinden.
Er bestaan systemen waar een overschrijding van het spilindexcijfer een
indexering in de daaropvolgende maand tot gevolg heeft, maar soms is er ook een
wachttijd van één maand voorzien.
Voorbeeld: in paritair comité nr. 307 voor de makelarij en
de verzekeringsagentschappen is er steeds een indexering van 2%.
Deze wordt toegepast indien het gemiddelde van de afgevlakte index van de
laatste twee maanden de spilindex overschrijdt, met een wachttijd van één maand
(de index wordt dus pas toegepast vanaf de eerste dag van de tweede maand na de
overschrijding).
Indexeringen met een vaste periodiciteit
Hier gebeurt de indexering steeds op een vast ogenblik, maar weet men nooit
op voorhand met hoeveel procent er geïndexeerd zal worden. Dit hangt dan af van
de evolutie van de indexcijfers op dat moment.
In dit systeem worden allerhande gemiddelde indexcijfers als basis
genomen.
Voorbeeld: in paritair comité nr. 111 voor de
metaalbewerking wordt er ieder jaar in juli geïndexeerd op basis van de
afgevlakte index van juni van het voorgaande jaar ten opzichte van de
afgevlakte index van juni van het huidige jaar.
Welke lonen worden geïndexeerd?
Nu rest ons nog de vraag welke lonen precies geïndexeerd worden. Ook hier
zal alles afhangen van wat in de sector bepaald werd. Alle sectoren die een
barema hebben, indexeren deze minimumlonen. Bijgevolg komt er
bij iedere indexatie een nieuw barema tot stand.
Sommige sectoren kennen dezelfde indexering, in percentage, ook toe aan de
effectieve lonen. Nog andere sectoren hebben een mechanisme
uitgewerkt waarbij de barema’s geïndexeerd worden en voor de effectieve lonen
van dezelfde categorieën hetzelfde nominale bedrag toegekend wordt. Zo blijft
het verschil tussen de baremalonen en de effectieve lonen behouden.
Sanctie
Het Sociaal Strafwetboek voorziet dat de werkgever die zich niet gehouden
heeft aan de voorgeschreven indexatiemodus, wordt bestraft met een sanctie van
niveau 2. De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal
betrokken werknemers. Voor verdere informatie over deze sanctie, raadpleeg onze
fiche “Het Sociaal Strafwetboek – 3. De sancties”. U vindt deze terug in de
rubriek Sociaal > Dossiers > Sociaal strafrecht > Federaal.
[1] Deze
vermenigvuldiging met 0,98 is nog een uitvloeisel van de door de regering
doorgevoerde indexsprong (van maart 2015 tot april 2016).
Hoe wordt het nettoloon berekend?
Tot nog toe hebben we het enkel over brutolonen gehad. Of het nu over een
barema, een GMMI of een effectief loon gaat, dit zijn niet de bedragen die de
werknemer op zijn bankrekening zal zien staan. Zowel de RSZ als de fiscus eisen
een deel van de koek op. Hierna overlopen we de verschillende inhoudingen op
het brutoloon van de werknemer.
Socialezekerheidsbijdragen
Werkgevers en werknemers die aan de Belgische sociale zekerheid onderworpen
zijn, moeten bijdragen betalen aan de RSZ. Hieronder komen de persoonlijke
werknemersbijdragen aan bod.
Werkgeversbijdragen
Voor een overzicht van de werkgeversbijdragen, zie “Welke bijdragen betaalt de werkgever bovenop het
brutoloon?”.
Werknemersbijdragen
De werkgever berekent de socialezekerheidsbijdragen die de werknemer
verschuldigd is. Hij houdt dit bedrag in op het brutoloon en stort het door aan
de RSZ.
De gewone sociale bijdragen voor arbeiders en bedienden bedragen 13,07% van het brutoloon. Opgelet: voor de
arbeiders worden de bijdragen berekend op het brutoloon + 8%. Dit is omdat het
vakantiegeld voor de arbeiders door de vakantiekas wordt betaald (die het geld
hiervoor uit bijdragen haalt) en niet door de werkgever zelf.
Werkbonus
Principe
De werknemers met een laag loon krijgen een vermindering van de persoonlijke
socialezekerheidsbijdragen, werkbonus genoemd. Deze maatregel is ontstaan om de
werkloosheidsval tegen te gaan. Door deze vermindering is het verschil tussen
de werkloosheidsuitkering en het nettoloon groter, wat het aantrekkelijker
maakt voor een werkloze om zelfs voor een laag loon toch te gaan werken. Het
brutoloon dat de werkgever betaalt, blijft echter hetzelfde, wat dus voor beide
partijen voordelig is.
Praktisch
De werkbonus geldt voor alle werknemers met een brutoloon lager dan een bepaald bedrag en voor wie de persoonlijke
RSZ-bijdrage 13,07% bedraagt. De leerlingen en jobstudenten zijn bijgevolg
uitgesloten van dit voordeel. De vermindering bestaat uit een forfaitair bedrag
dat varieert naargelang het referentiemaandloon. Hoe hoger het maandloon, hoe
lager de vermindering.
Opgelet: voor opzeg- of beschermingsvergoedingen, eindejaarspremies,… geldt
deze vermindering niet. Enkel het maandloon waarvoor effectieve prestaties
werden verricht, wordt in aanmerking genomen. Het voordeel moet dus iedere
betalingsperiode opnieuw worden berekend.
Bedrijfsvoorheffing
Principe
Iedereen die aan de Belgische belastingwetgeving onderworpen is, wordt
belast op zijn of haar inkomen. In principe wordt men eenmaal per jaar belast
op het volledige inkomen. Als voorschot
hierop wordt er, iedere keer dat het loon wordt uitbetaald, bedrijfsvoorheffing
ingehouden door de werkgever. Deze stort dit op zijn beurt door naar de
fiscus.
Na de jaarlijkse belastingaangifte wordt een definitieve berekening gemaakt.
Daarna wordt er afgerekend en naargelang er teveel of te weinig voorschotten
werden betaald, moet men ofwel het teveel betaalde terugkrijgen ofwel het
resterende saldo bijbetalen.
Praktisch
De bedrijfsvoorheffing wordt berekend op het brutoloon na aftrek van de
persoonlijke socialezekerheidsbijdragen, het zogenaamde belastbaar brutoloon. Het bedrag hangt af van
de gezinssituatie van de belastingplichtige (al dan niet gehuwd, kinderen ten
laste…) en de hoogte van het loon.
De toepasselijke bedrijfsvoorheffing dient men af te leiden uit 3 schalen,
ingedeeld volgens enkele parameters die betrekking hebben op de persoonlijke
situatie van de belastingplichtige (inwoner/niet-inwoner,
gehuwd/alleenstaand…). Deze schalen zijn op hun beurt ingedeeld in 4 kolommen.
Om het bedrag van de bedrijfsvoorheffing te kennen, heeft men enkel de eerste 2
kolommen nodig: 1. het belastbaar brutoloon van de belastingplichtige, 2. het
overeenstemmende forfaitaire bedrag van de verschuldigde
bedrijfsvoorheffing.
Voor meer informatie over de bedrijfsvoorheffing, verwijzen we naar onze
fiches Bedrijfsvoorheffing: Algemeen overzicht en
Bedrijfsvoorheffing – Bijlage III verklaard.
Persoonlijke bijdrage maaltijdcheques
Maaltijdcheques zijn onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van
bedrijfsvoorheffing en sociale bijdragen. Eén van die voorwaarden is dat de
werknemer per maaltijdcheque, en bijgevolg per effectief gepresteerde dag, een
persoonlijke bijdrage betaalt van minstens 1,09 euro. Deze bijdragen mogen door
de werkgever afgehouden worden van het nettoloon dat men bekomt na aftrek van
de sociale bijdragen en de bedrijfsvoorheffing.
Voor uitgebreide informatie over de toekenning en vrijstelling van
maaltijdcheques, verwijzen we naar onze fiche Maaltijdcheques – 1. Algemene principes. Een andere fiche
is gewijd aan de praktische vragen met betrekking tot de toekenning van
maaltijdcheques.
Bijzondere socialezekerheidsbijdrage
Principe
Iedere werknemer die RSZ-bijdragen verschuldigd is, is ook een bijzondere
bijdrage voor de sociale zekerheid verschuldigd. Deze bijdrage is afhankelijk
van de hoogte van het loon van de
werknemer en het jaarlijks belastbare gezinsinkomen. Opgelet: enkel wettelijk samenwonenden of gehuwden
worden als gezin beschouwd. Jaarlijks gebeurt een definitieve afrekening bij de
belastingheffing, maar iedere maand worden er reeds voorschotten ingehouden die
de werkgever doorstort aan de RSZ.
De bijzondere bijdrage wordt berekend op het kwartaalloon onderworpen aan
RSZ-bijdragen, waaronder ook de bedragen die door derden worden betaald
(bijvoorbeeld een Fonds voor Bestaanszekerheid). Bedragen die door een andere
werkgever worden betaald, worden niet in aanmerking genomen, evenmin als de
bedragen waarvan men het bedrag nog niet kent op het moment van de RSZ-aangifte
(bijvoorbeeld loonachterstallen). Het dubbel vakantiegeld voor bedienden en het
vakantiegeld voor arbeiders maken ook geen deel uit van de berekeningsbasis,
gezien deze niet onderworpen zijn aan de gewone sociale bijdragen.
Omdat de inhouding maandelijks gebeurt en het kwartaalloon slechts op het
einde van het kwartaal gekend is, kan het bedrag van de inhouding verschillen
van maand tot maand.
Praktisch
Er bestaan overzichten per loonschijf met de bijhorende inhoudingen voor de
bijdragen per maand, per kwartaal en per jaar.
Tijdens de eerste twee maanden van het kwartaal moet men nagaan of het loon
voor die maand één derde bereikt van de benedengrens van één van de
kwartaalschijven. Indien dat het geval is, wordt het met die schijf
overeenstemmende maandbedrag ingehouden. Op het einde van het kwartaal wordt
eventueel een regularisatie gedaan. Hetzelfde geldt voor de jaarlijkse en
definitieve aanpassing door de fiscus.
Raadpleeg onze Sleutelbedragen/Bijzondere socialezekerheidsbijdrage voor de actuele
loonschijven, bijhorende inhoudingen en de berekeningsformules.
Deze inhouding gebeurt na inhouding van de sociale bijdragen en de
bedrijfsvoorheffing.
Voorbeeld
Voor een voorbeeld van een loonbrief waarop deze verschillende inhoudingen
terug te vinden zijn, klik hier.
Sancties
Het Sociaal Strafwetboek voorziet dat de werkgever die:
- nagelaten heeft binnen de vastgestelde termijn de
voorschotten van socialezekerheidsbijdragen en de socialezekerheidsbijdragen te
storten aan de RSZ;
- de inhouding op de bedrijfstoeslag in het raam van
een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of op de aanvullende
vergoeding bij sommige socialezekerheidsuitkeringen niet elk kwartaal heeft
gestort aan de RSZ;
- de verschillende bijdragen, gelijkgesteld met een
socialezekerheidsbijdrage niet heeft gestort;
bestraft kan worden met een sanctie van niveau 2.
De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
Voor verdere informatie over deze sanctie, raadpleeg onze fiche “Het Sociaal
Strafwetboek – 3. De sancties”. U vindt deze terug in de rubriek Sociaal >
Dossiers > Sociaal Strafrecht > Federaal.
Voorbeeld van bruto-netto berekening van het loon van een werknemer
U vindt in bijlage
een voorbeeld van bruto-netto berekening van het loon van een werknemer.
Een bijzonder geval: de werknemers betaald met fooien en bedieningsgeld
Sommige werknemers krijgen bij het uitoefenen van hun functie regelmatig
fooien toegestopt van de klanten die ze bedienen. Deze fooien maken ook deel
uit van het loon. In sommige gevallen is het zelfs toegelaten dat deze
werknemers louter betaald worden met fooien of bedieningsgeld.
Ook de RSZ heeft hiervoor een speciaal regime voor uitgewerkt, het
forfaitair dagloon. Het systeem is wel beperkt tot een
aantal functies, bepaald door een ministerieel besluit[1]. Het gaat over een aantal functies in de
horeca, maar het systeem kan ook toegepast worden op de zogenaamde aangestelde
toiletten die niet onder de horecasector ressorteren.
De werknemers die met fooien betaald worden, maar geen functie uitoefenen
die op de lijst van het ministerieel besluit staat, betalen
socialezekerheidsbijdragen op hun werkelijk loon.
Systeem van dienstpercentage in de horeca
Het bedieningspersoneel dat aan dienstpercentage wordt betaald, krijgt een
percentage van de omzet van zijn werkgever. Het percentage bedraagt minimum 16%
berekend op de verkoopprijs, exclusief BTW en dienst (en overnachtingstaks voor
de hotels).
Er bestaat een busstelsel in de sector dat het
dienstpercentage verdeeld tussen de werknemers die deelgenomen hebben aan de
dienst. De verdeling gebeurt via een verdeelsleutel volgens functie, vastgelegd
in een collectieve arbeidsovereenkomst.
Indien dit busstelsel (ook "tronc" genaamd) wordt toegepast in de
onderneming, moet dit worden opgenomen in het arbeidsreglement.
Socialezekerheidsbijdragen op forfaitaire daglonen
Voor de werknemers die met fooien worden betaald, worden de
socialezekerheidsbijdragen berekend op basis van een forfait,
vastgelegd door de RSZ. Er wordt dus geen rekening gehouden met het
werkelijke bedrag van het dienstpercentage. Dit forfaitaire dagloon wordt ook
toegepast voor de aangestelde toiletten (zowel binnen als buiten de
horecasector).
Dit forfait geldt enkel voor de functies opgenomen in de
lijst van het ministerieel besluit. Het actuele bedrag van deze
forfaitaire daglonen kan u hier raadplegen.
Voor de deeltijdse werknemers worden de forfaitaire
daglonen berekend volgens het proportionaliteitsbeginsel. Dit houdt in dat de
forfaits verminderd worden volgens de verhouding van hun arbeidsregeling tot
een voltijdse arbeidsregeling.
[1]
Ministerieel besluit van 23 april 2010, Belgisch Staatsblad van 30 april 2010,
2de editie.
Welke bijdragen betaalt de werkgever bovenop het brutoloon?
Socialezekerheidsbijdragen
Werkgevers en werknemers die aan de Belgische sociale zekerheid onderworpen
zijn, moeten bijdragen betalen aan de RSZ.
Patronale basisbijdragen
De werkgeversbijdragen worden berekend bovenop het
brutoloon dat aan de werknemers wordt toegekend. Deze
worden dus niet in mindering gebracht op het brutoloon van de werknemers. Het
bedrag wordt wel vermeld op de loonfiche.
Tot 31 maart 2016 bedroegen de gewone werkgeversbijdragen voor arbeiders
38,08% en voor bedienden 32,43%. Op 1 april van dat jaar startte echter de
eerste fase van de tax shift van de regering Michel en daalden de gewone
werkgeversbijdragen tot 30% voor bedienden en 35,65% voor arbeiders. Sinds 1
januari 2018 bedragen ze 25% voor bedienden en 30,57% voor arbeiders.
Opmerking: Het verschil tussen arbeiders en bedienden vloeit voort uit de
wetgeving jaarlijkse vakantie. Deze stelt dat het vakantiegeld van de arbeiders
wordt uitbetaald door de vakantiekas, die gespijsd wordt via
socialezekerheidsbijdragen betaald door de werkgever.Terwijl het vakantiegeld
van de bedienden rechtstreeks door de werkgever wordt betaald. De extra
bijdragen die de werkgever voor zijn arbeiders betaalt, gaan dus naar de
vakantiekas.
Structurele lastenverlaging
Deze verlaging van de patronale basisbijdragen geldt enkel voor werknemers
die onderworpen zijn aan alle takken van de sociale zekerheid.
De vermindering geldt zowel voor werkgevers van de privésector als voor
werkgevers in de openbare sector. Er wordt evenmin een onderscheid gemaakt
tussen arbeiders en bedienden of het soort contract waarmee ze aangeworven
zijn. De werknemers worden wel ingedeeld in 3 categorieën:
- restcategorie (werknemers die niet onder één van de onderstaande
categorieën vallen);
- werknemers van de non-profitsector waarvan de werkgever geniet van de
“Sociale Maribel”-vermindering;
- werknemers van de beschutte werkplaatsen (paritair comité nr. 327).
Het bedrag van de vermindering varieert in functie van het kwartaalloon van
de werknemer, de categorie waartoe deze behoort en het volume van zijn
prestaties. Dit bedrag wordt berekend via nauwkeurige wiskundige formules.
Op 1 april 2016 is een gefaseerde hervorming van deze vermindering gestart.
Deze hervorming vloeit voort uit de tax shift van de regering Michel. De
verlaging van de werkgeversbijdragen, zoals hierboven besproken, wordt immers
deels gefinancierd door de structurele vermindering minder structureel te
maken: hierdoor heeft sinds 1 januari 2018 niet elke werknemer nog recht op
deze vermindering. Het idee daarachter is dat nu de normale werkgeversbijdragen
laag genoeg liggen, het niet meer nodig is ze op structurele wijze te verlagen
om concurrentieel te blijven met de buurlanden.
Voor meer informatie over de structurele vermindering raadpleeg onze fiche
"Structurele vermindering van werkgeversbijdragen" in het
dossier gewijd aan tewerkstellingsmaatregelen.
Doelgroepverminderingen
Bovenop de structurele lastenverlaging kan een werkgever ook aanspraak maken
op een vermindering van zijn patronale basisbijdragen voor het
aanwerven van werknemers uit een bepaalde doelgroep.
In tegenstelling tot de structurele vermindering zijn deze verminderingen
beperkt in de tijd. Ook hier wordt er echter geen onderscheid
gemaakt in het statuut of het contract van de werknemer die het recht op de
doelgroepvermindering opent voor de werkgever.
Om te weten welke doelgroepen er allemaal bestaan en voor een gedetailleerde
uitleg over elk van deze verminderingen, raadpleeg onze fiches over de doelgroepverminderingen in de rubriek
Sociaal > Dossiers > Tewerkstellingsmaatregelen. Sinds de 6de Staatshervorming
zijn de gewesten nu bevoegd voor het uitstippelen van het doelgroepenbeleid.
Diverse bijdragen
Naast de sociale basisbijdragen is de werkgever ook diverse bijdragen
verschuldigd die berekend worden in de vorm van een percentage op het
brutoloon van de werknemer. Deze worden samen met de sociale bijdragen
geïnd door de RSZ en daarna doorgestort aan de betrokken rijksdienst of het
betrokken fonds. Deze bijdragen kunnen verschillen naargelang de
onderneming en naargelang het paritair comité waartoe de werkgever
behoort.
Het gaat onder meer over volgende bijdragen:
- de bijdrage fonds voor sluiting van ondernemingen;
- de werkgeversbijdrage op het dubbel vakantiegeld;
- de werkgeversbijdragen voor een fonds voor bestaanszekerheid;
- de bijdrage tewerkstellingsfonds ten gunste van risicogroepen;
- …
Voor een volledig overzicht van de toepasselijke bijdragen verwijzen we naar
de website van de RSZ.
Sanctie
Volgens het Sociaal Strafwetboek is een sanctie van niveau
2 van toepassing op de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber
die:
- nagelaten heeft de socialezekerheidsbijdragen tijdig te storten aan de
RSZ;
- geen bijdrage heeft gestort aan het Fonds voor bestaanszekerheid binnen de
termijnen en volgens de nadere regels die voorgeschreven zijn door zijn
statuten.
De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
Hoe kan de werkgever het loon van zijn werknemers optimaliseren?
In deze fiche beschreven we het verschil tussen het bruto- en het nettoloon
van de werknemer en de bijdragen die de werkgever nog bovenop dit brutoloon
dient te betalen.
In België is de kloof tussen wat de werkgever betaalt en wat de werknemer in
handen krijgt, behoorlijk groot. Door gebruik te maken van loonoptimalisatie
kan de werkgever deze kloof te verkleinen. De bedoeling hiervan is het
nettoloon van de werknemer te verhogen zonder de lasten voor de werkgever te
verzwaren.
Om het loon te optimaliseren, maken we gebruik van de mogelijkheid om enkele
voordelen toe te kennen die de wetgever aantrekkelijker heeft trachten te maken
door
- ze volledig vrij te stellen van belastingen en
socialezekerheidsbijdragen;
- ze gedeeltelijk vrij te stellen van belastingen en
socialezekerheidsbijdragen;
- een interessant forfait vast te leggen voor de berekening van de
belastingen en socialezekerheidsbijdragen.
We hebben het dan onder meer over de toekenning van maaltijdcheques, het ter
beschikking stellen van een bedrijfswagen voor privédoeleinden, het ter
beschikking stellen van een gsm voor privédoeleinden, de toekenning van
geschenken of premies ter gelegenheid van bepaalde gebeurtenissen, de
toekenning van geschenkencheques, ecocheques, sport- en cultuurcheques, een
loonbonus, de mogelijkheid om deel te nemen aan een PC-privéplan, het toekennen
van aandelenopties, het voordeel van een groepsverzekering of een
hospitalisatieverzekering,…
U vindt meer informatie over deze voordelen op Lex4you. Wenst u een
cafetariaplan op maat in te voeren voor uw organisatie en uw
werknemers? Securex begeleidt u stap voor stap. Neem een kijkje op de website van
Securex of contacteer uw Legal Advisor.
Wat zijn de belangrijkste wettelijke referenties?
- Wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot
preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen
- Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944
betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
- Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der
werknemers
- Koninklijk besluit van 28 maart 2011 houdende uitvoering van artikel 7, §1,
van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot
preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen
- Koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6
januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen
- Koninklijk besluit nr. 180 van 30 december 1982 houdende bepaalde
maatregelen inzake loonmatiging
- Koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27
juni 1979 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de
maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
- Sociale programmawet van 30 maart 1994
- CAO nr. 43 van 2 mei 1988, gesloten in de Nationale Arbeidsraad,
betreffende de waarborg van een gemiddeld minimummaandinkomen